Joke Schauvliege (Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw)

duiding
“Rusland-crisis deed de Vlaming de kwaliteit van zijn voedsel weer inzien”
15 december 2014  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:53
Lees meer over:

Door de handelsboycot van Rusland verkeerde de agrovoedingsketen in paniek toen Joke Schauvliege haar opwachting maakte als kersvers Vlaams minister van Landbouw. Allesbehalve een dankbare start, maar de minister deed wat van haar verwacht werd. Ze bracht alle partijen rond de tafel voor spoedoverleg, liep de deur van de Europese Commissie plat en sleepte steunmaatregelen uit de brand. Dankzij haar lobbywerk hoefde de geplaagde sector maar 25 in plaats van 50 procent van de compensatie voor het niet oogsten van groenten en fruit uit eigen zak te betalen. Wanneer Vlaanderen vraagt om ook de varkenssector te ondersteunen, blijft het evenwel stil in Europa. Als lidstaat of regio moet je dan met beperkte middelen de grootste noden proberen te ledigen. “Laat de Vlaamse land- en tuinbouw nu gespaard blijven van politieke en andere crises”, deelt Schauvliege haar diepste wens. Gelet op het chauvinisme dat Poetin losmaakte bij de Vlaming heeft ze er vertrouwen in dat het ooit goed komt met de prijsvorming van landbouwproducten.

Beschikt u over voldoende instrumenten om de impact van een crisis zoals het Russische handelsembargo te verzachten?
Joke Schauvliege: De crisis die volgde op de boycot heeft een stempel gedrukt op mijn beleidsnota Landbouw. Je leest er onder meer in dat de sector aan zijn kwetsbaarheid in de afzet moet werken door zijn exportmarkten te verruimen. Helemaal nieuw is dat we aan een crisisdraaiboek voor de sector werken naar het voorbeeld van de draaiboeken voor milieu- of klimaatrampen. Maar het landbouwbeleid blijft natuurlijk vooral een Europees gegeven zodat de lidstaten niet over de instrumenten beschikken om zeer doortastend in te grijpen wanneer een crisis zich voordoet. Als Vlaamse overheid hebben we nog het voordeel dat de Europese Commissie om de hoek gevestigd is en we er goede contacten mee onderhouden. De beperkte mogelijkheden die Europa laat om als lidstaat/regio de bittere pil van een crisis te verzachten, hebben we in Vlaanderen met twee handen gegrepen. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) betaalt vervroegd kapitaalsubsidies uit om landbouwbedrijven financieel wat ademruimte te geven. Verder gaan Flanders Investment & Trade (FIT) en VLAM samen op zoek naar nieuwe exportmarkten. Als overheid werken we ook aan de bewustwording van de consument: tegenover gezond en kwaliteitsvol voedsel zou een eerlijke prijs moeten staan. Tot slot geven we ook alle kansen aan het ketenoverleg dat van onderuit is gegroeid.

Land- en tuinbouwers zijn in de eerste plaats ondernemers. Uit voedselproductie moeten zij een inkomen puren. Dat verklaart waarom bedrijven willen uitbreiden en de sector op export gericht is

De noodkreten kwamen onder andere van fruit-, groente- en siertelers en van varkenshouders. Wat zegt die afhankelijkheid van Rusland over onze Vlaamse land- en tuinbouw? En wat zegt u tegen criticasters die de sector verwijten dat alle eieren in één mandje werden gelegd?
Het is voor landbouw, noch voor een andere sector gezond om van één afzetmarkt sterk afhankelijk te zijn. Daar is men zich van bewust. De inspanningen die gebeuren om nieuwe exportmarkten te zoeken, wil de Vlaamse overheid via FIT en VLAM ondersteunen. De federale overheid kan dat op haar beurt faciliteren door snel exportcertificaten en andere attesten te verstrekken. Op het vlak van export beweegt er wel wat als je hoort dat een fruitveiling de Indische markt aanboort en Canada verkend wordt als afzetmarkt voor fruit en varkensvlees. Uit elke crisis kan je met andere woorden leren. Tegenover de kritiek op de afhankelijkheid van Rusland stond er ook heel wat solidariteit. Ik was enorm gecharmeerd door de perenselfies die op sociale media gedeeld werden en de recepten met peren die in kranten opdoken. Restaurants boden spontaan menu’s met peren aan, enz. Op zo’n moeilijk moment beseffen mensen dat er in eigen land erg kwaliteitsvolle producten gemaakt worden. Een hoopgevend signaal is dat, en iets waar wij als overheid willen aan werken opdat het besef in de toekomst zou groeien.

fruitteelt_geVILT.jpg

De landbouwactualiteit van de jongste jaren zal u geleerd hebben dat de land- en tuinbouwers van de ene in de andere crisis sukkelen. Verbaast het u niet dat de producenten van ons voedsel, een basisbehoefte nota bene, maar moeilijk hun boterham kunnen verdienen?
Dat is inderdaad een heel cynische en schrijnende vaststelling. Onze maatschappij hecht te weinig waarde aan voeding. Dat begint al bij de opvoeding van onze kinderen. Onderwijs, Plattelandsklassen en de korte keten hebben dus hun handen vol met mensen opnieuw bewust te maken van het voedsel dat voor hen geproduceerd wordt. In mijn beleidsnota kan je lezen dat ik wil opkomen voor eerlijke prijzen voor land- en tuinbouwproducten. Op het terrein kan dat bijvoorbeeld via acties van promotieorgaan VLAM.

De primaire productie kan je niet los zien van de voedingsketen. Daarom schreef ik in mijn beleidsnota dat ik de Vlaamse minister van Landbouw én Voeding wil zijn

De prijs van goedkoop eten is de titel van een spraakmakende Panorama-reportage. Wat is u er van bijgebleven? En wie is volgens u ‘schuldig’ aan de permanente prijsdruk in de voedingsketen?
De reportage toont dat er iets fundamenteel fout zit met de verhouding tussen de vergoeding die de primaire producent ontvangt enerzijds en de prijs die de consument betaalt anderzijds. Voor landbouwers komen de prijsdalingen vaak hard aan terwijl de consument in de winkel niet merkt dat de landbouwgrondstoffen goedkoper werden. Er zijn dus schakels in de keten die de prijsdruk richting de landbouwers sterk opvoeren zonder dat het effect daarvan doorsijpelt tot bij de consument. Neemt niet weg dat het deel van het gezinsbudget dat naar voeding gaat gestaag gedaald is, van 30 naar 11 procent. Oplossingen voor de zwakke positie van de landbouwer in de keten dienen zich niet op één-twee-drie aan. Als overheid kan je niet ingrijpen in het marktgebeuren, maar er is wel een taak voor ons weggelegd inzake bewustwording. Via VLAM kunnen we de boodschap brengen dat aan kwaliteitsvol voedsel een prijs is verbonden. Gelet op de resultaten die binnen het ketenoverleg al geboekt zijn – zo legt Albert Heijn nu meer Vlaamse landbouwproducten in zijn rekken – geef ik dat graag een kans en ben ik zelfs bereid om mee rond de tafel te gaan zitten. Zo kunnen we samen op zoek gaan naar de ‘fouten’ in de keten en die proberen recht te zetten.

tuinbouw.kool_LoonwerkDefour.jpg

De Vlaamse minister van Landbouw is sinds Yves Leterme (2004) weer van CD&V-signatuur. We gokken dan ook dat er geen grote trendbreuken komen in het landbouwbeleid of wil u ons verrassen? Is er een vernieuwende denkpiste die we al met de lezers mogen delen?
Het Vlaams landbouwbeleid kan je maar veranderen binnen het door Europa uitgezette kader. Door de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn er nu wel een aantal wijzigingen. In de eerste plaats voor investeringssteun want het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) zal zich nog sterker oriënteren op innovatie en duurzaamheid, de drie pijlers van duurzaamheid wel te verstaan, dus ook het economische luik. Als aanvulling op de bestaande ondersteuning voor landbouwinnovaties komt er een landbouwportefeuille naar het voorbeeld van de KMO-portefeuille. Vergeet niet dat ook het nieuwe programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling (PDPO III) in de startblokken staat en een aantal nieuwe accenten legt. Vermeldenswaard is verder de uitbreiding van het schoolmelk en -fruitprogramma naar het buitengewoon onderwijs en naar de productcategorie groenten. Niet vernieuwend, wel heel belangrijk is dat ik in mijn beleid zal streven naar rechtszekerheid voor landbouwbedrijven in agrarisch gebied. In het plattelandsbeleid leg ik de nadruk nog iets meer op recreatie om het draagvlak voor landbouw en platteland te vergroten.

Indien u het beleid van Yves Leterme en Kris Peeters met rustige vastheid voortzet, gaat u eerder vroeg dan laat botsen met de pleitbezorgers van een extensieve, grondgebonden en liefst biologische landbouw. Agro-ecologie weet u wel. Zij zijn geen fan van intensieve veehouderij en een sterk op export gerichte landbouw. Hoe gaat u hen tevreden houden of van antwoord dienen?
Laat duidelijk zijn dat ik niet de minister van de intensieve landbouw ben. Alle vormen van landbouw zijn even waardevol en hebben de toekomst voor zich. Uit mijn beleidsnota spreekt dan ook vertrouwen in gangbaar en bio, in intensieve en extensieve landbouw. De bereidheid om erg verscheiden initiatieven te ondersteunen vanuit het beleid is erg groot. Bio krijgt doelbewust een apart hoofdstuk en de ondersteuning van deze sector wordt voortgezet. Er is de aandacht voor de korte keten en de expliciete vermelding van nieuwe initiatieven zoals community supported agriculture (CSA, b.v. zelfplukboerderij). Ik hoed me er tot slot voor om bio en gangbaar radicaal tegenover elkaar te plaatsen en wil hen ook in mijn beleid niet te sterk scheiden. Maar men mag niet van mij verwachten dat ik gangbare landbouwers manu militari in de richting van biolandbouw dwing.

Aan de administratieve last voor een landbouwbedrijf blijven we werken. Ik besef heel goed dat boeren hun boterham verdienen tussen hun gewassen en dieren, en niet achter hun bureau

Administratieve vereenvoudiging is als beleidsdoelstelling niet meer weg te denken de jongste jaren. Sta mij toe te zeggen dat het desalniettemin de verkeerde kant opgaat. Eén voorbeeld: de verzamelaanvraag 2015 wordt een helse klus voor de boer die daar nog zelf durft aan te beginnen.
De administraties van zowel Landbouw als Leefmilieu doen pogingen om de administratie voor landbouwbedrijven te vereenvoudigen. Denk bijvoorbeeld aan de digitale dienstverlening via het e-loket en het mestloket. Binnen de overheid loopt een kerntakendebat opdat de overheid zich zou terugplooien op de essentie. De suggesties ter verbetering die daar uitkomen, zullen zeker ter harte worden genomen. Onze goede bedoelingen ten spijt ben ik me bewust van de hoge administratieve last op landbouwbedrijven. Anderzijds heeft de sector soms zelf baat bij de vele gegevens die de overheid verzamelt. Het laat een juiste inschatting van beleidsmaatregelen toe. In het dossier van de instandhoudingsdoelstellingen voor natuur kan je bijvoorbeeld als overheid meer op maat van de bedrijven naar een uitweg zoeken.

Het mestbeleid zoekt mee naar oplossingen die goed zijn voor het milieu en tegelijk onze landbouwbedrijven nog een toekomst geven

varkens_Inagro.geVILT.jpg

De instandhoudingsdoelstellingen voor natuur en het vijfde mestactieplan maken van deze legislatuur een woelige tijd voor de boeren en van u een minister die haar eigen sector noodgedwongen pijn moet doen. Vreest u niet (alleen) daarop afgerekend te worden?
Over het vijfde mestactieplan zijn we nog volop in overleg met de Europese Commissie. De derogatie is bijvoorbeeld nog geen verworvenheid en met het feit dat Vlaanderen maar een zakdoek groot is, wordt voorlopig niet veel rekening gehouden. Zeker is dat het mestbeleid van de laatste jaren vruchten afwerpt en de waterkwaliteit verbetert. Het laaghangend fruit is ondertussen wel weg zodat je aan boeren merkt dat ze er moeite mee hebben dat steeds meer van hen verlangd wordt. De Vlaamse aanpak is heel gebiedsgericht en maakt werk van bedrijfsadvies op maat. In plaats van alleen te wijzen op de problemen en te beboeten, neemt de overheid een ondersteunende rol op. Dat willen we graag verderzetten in de overtuiging dat de beste resultaten geboekt worden door boeren te begeleiden. Tegen eind december hopen we dat de Europese Commissie klaarheid verschaft over de te nemen maatregelen.

Voor alle 134 bedrijven die code rood kregen vanwege de instandhoudingsdoelstellingen voor natuur zal de overheid zorg dragen, ook financieel

Het dossier van de instandhoudingsdoelstellingen hangt de sector al jaren boven het hoofd. De Europese doelstellingen realiseren in de speciale beschermingszones voor natuur wordt een moeilijke oefening voor het kleine Vlaanderen met een hoge bevolkingsdichtheid en een op elkaar gepakte landbouw, natuur en industrie. Deden we als Vlaamse overheid niets, dan zouden tal van bedrijven in de buurt van natuur in problemen komen met hun vergunning. Door via participatie van alle actoren tot een programmatische aanpak stikstof te komen, stellen we de toekomst van veel bedrijven veilig. Goed 130 bedrijven komen door hun stikstofneerslag in Europees beschermde natuur in de problemen maar geen van hen blijft in de kou staan. De afspraak binnen de Vlaamse regering is dat we werk maken van een flankerend beleid waarmee voor alle bedrijven naar oplossingen kan gezocht worden. Waar het IHD-dossier op het eerste gezicht vooral een enorme bedreiging voor de landbouwsector lijkt, biedt het op lange termijn wel rechtszekerheid voor veel bedrijven. Nu overheerst de onzekerheid nog. Die tussenfase moeten we door zodat over enkele jaren duidelijk kan worden dat we zorg hebben gedragen voor natuur én voor landbouw. De programmatische aanpak stikstof kijkt voor een oplossing van het milieuprobleem niet alleen naar de veehouderij. De Vlaamse regering neemt ook maatregelen in andere sectoren, denk maar aan de vergroening van de autofiscaliteit.

Lees het vervolg van het interview in Buitenkans, het magazine van de Vlaamse Landmaatschappij met het platteland als invalshoek. 

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek