Guy Depraetere (ABS) en Guy Vandepoel (Boerenbond)
duidingIn het kader van de ‘health check’ hebben de Europese landbouwministers beslist dat er een aanpassing komt van de vetcorrectie. Daardoor zal België volgend jaar ongeveer 3,6 procent meer melk mogen leveren binnen het bestaande quotum. Wat is het belang van deze beslissing?
Guy Vandepoel: Daardoor krijgen onze melkveehouders de kans om hun quotum veel beter te benutten. Door de halvering van de vetcorrectie krijgt ons land een zachte landing op maat voorgeschoteld. Als de melkquota dan toch verdampen, is het beter dat de ontwaarding ervan zo snel mogelijk gebeurt. Wie op dit ogenblik nog investeert in melkquota, moet minstens twee keer nadenken.
Guy Depraetere: Je hoort me zeker niet klagen over de halvering van de vetcorrectie, maar eigenlijk moest die beslissing tien jaar vroeger genomen worden. Destijds kregen de melkveehouders nog een stabiele prijs uitbetaald. Op dit ogenblik is het armoe troef op de zuivelmarkt. Zal een hogere productie leiden tot een beter inkomen? Wij denken van niet.
De Europese beslissing om de vetcorrectie te halveren, komt vooral ons land ten goede. Hoe komt dat?
Guy Vandepoel: Het melkquotum was van bij de start eigenlijk een vetquotum, dat stoelt op een historische referentie. 25 jaar geleden scoorde de melk van onze hoofdzakelijk gemengde boerderijen een veel lager vetgehalte dan de veel meer gespecialiseerde melkveebedrijven van vandaag. Terwijl wij destijds nog witblauwe koeien molken, was de ‘holsteinisatie’ van de melkveestapel in onze buurlanden al lang ingezet. Daardoor is het verschil tussen de historische referentie en de huidige situatie in ons land veel groter dan in onze buurlanden. Eigenlijk werden de melkleveringen van onze boeren al die tijd op een verkeerde basis gewaardeerd. Nu wordt die scheve situatie voor de helft rechtgetrokken.
Zullen we het melkquotum na 2015 missen?
Guy Depraetere: Vanwege het onvermijdelijke prijskaartje dat aan productierechten hangt, hebben de boeren zich hardnekkig verzet tegen de invoering van de melkquota in 1984. Maar achteraf moeten we toegeven dat dit instrument in combinatie met de interventiesteun, douanetarieven en exportrestituties meer dan twintig jaar lang voor stabiele prijzen gezorgd heeft. Ook kleine landbouwbedrijven waren hierdoor verzekerd van een goede prijs. Nu de kogel door de kerk is, klopt het dat de ontwaarding van de melkquota niet snel genoeg kan gebeuren. Maar het staat als een paal boven water dat we de vroegere structuur in de toekomst zullen missen. Door de verdamping van de melkquota stevenen we af op de vrije markt zoals we die ook kennen voor aardappelen en diepvriesgroenten. In de productiekolom van die teelten zwaaien de verwerkers de scepter.
Het ABS heeft de voorbije maanden ondanks de liberalisering van de Europese zuivelmarkt gepleit voor de instandhouding van het melkquotum, zij het onder een andere vorm. Wat wilden jullie precies?
Guy Depraetere: De zuivelfabrieken maken een brede waaier producten, van hoogwaardige zuivel zoals kaas en yoghurt tot bulkproducten zoals melkpoeder en boter. De huidige melkprijs reflecteert de gemiddelde opbrengst van dat productgamma. Door het wegvallen van de interventieprijzen en exportsubsidies wordt de productie van bulkproducten voor de wereldmarkt echter veel minder rendabel. Om ervoor te zorgen dat ook kleine melkveebedrijven in de toekomst aan de bak blijven komen, zijn we er voorstander van om alle boeren een faire prijs te garanderen op basis van de hoogwaardige productie die de zuivelfabrieken kunnen slijten. Boeren die absoluut extra melk willen leveren voor bijvoorbeeld de verkoop van melkpoeder in het Midden-Oosten, moeten dan maar aanvaarden dat die bijkomende melkleveringen vergoed worden à rato van de wereldmarktprijs. Dit mechanisme kan je vergelijken met het systeem dat vroeger gangbaar was in de bietenteelt.
Is Boerenbond rouwig om de afschaffing van de melkquota?
Guy Vandepoel: Over melkquota bestaan evenveel meningen als er boeren zijn. De melkquota zorgden in het verleden voor stabiele inkomens en een warme sanering, die tegelijkertijd een hogere instapdrempel voor jonge boeren opwierp. Het komt er nu op aan naar de toekomst te kijken. Als laatste restant van het oude landbouwbeleid zijn ze niet in staat om de prijzen te ondersteunen. Zullen we ze dan missen? Ik kan me natuurlijk voorstellen dat boeren zonder opvolging hun opgebouwd kapitaal de komende jaren in rook zien opgaan. Maar als je kiest voor de blijvers in de sector, dan is de afschaffing van de melkquota eerder een uitdaging dan een bedreiging. Natuurlijk zal de sturing van de vrije markt niet simpel zijn. Daarvoor zullen afspraken gemaakt moeten worden met de zuivelindustrie.
Zullen jullie dan net zoals ABS pleiten voor een dubbel prijzensysteem?
Guy Vandepoel: Voor de boer is dat het ultieme systeem, waar dus ook Boerenbond zich in theorie perfect mee kan verzoenen. Maar in de praktijk moet je weten dat een hoge prijs op de Europese markt automatisch zuivelproducten uit derde landen aanzuigt. En dus zouden we in het geval van een AB-systeem opnieuw een soort marktafscherming in het leven moeten roepen. Of de Wereldhandelsorganisatie dit zou slikken is nog maar zeer de vraag, ook al wordt in de Verenigde Staten een gelijkaardig mechanisme gehanteerd.
Wat is dan het precieze standpunt van Boerenbond?
Guy Vandepoel: Door de afbouw van de prijsondersteuning ten voordele van de toeslagrechten heeft Europa de melkquota eigenlijk vijf jaar geleden al virtueel ten grave gedragen. En ach, we moeten daar ook niet te melancholisch over doen: het quotum heeft de herstructurering van de melkveehouderij wel vertraagd, maar zeker niet tegengehouden. Integendeel, door de melkquota is gemiddelde leeftijd van onze bedrijfsleiders omhoog gegaan, waardoor het al veel langer in de sterren geschreven staat dat het aantal melkveebedrijven de komende jaren fors zal dalen. Maar je hoort me niet zeggen dat er in de toekomst geen plaats meer zou zijn voor gemengde bedrijven. De keuze voor zo’n bedrijfstype kan een uiting zijn van doortastend risicobeheer.
Door de liberalisering van de zuivelmarkten gaat ook voor onze melkerijen een nieuwe wereld open. Zullen ze kunnen standhouden tussen de multinationals in onze buurlanden?
Guy Depraetere: Voor de verwerkers komt het er op aan om veel meer producten met toegevoegde waarde te produceren dan vandaag het geval is. Door de exportsubsidies en interventieprijzen lag de klemtoon vroeger eenzijdig op productie, maar die tijd is voorbij. In de toekomst zullen zuivelbedrijven zich moeten onderscheiden tegenover de buitenlandse concurrenten op basis van innovatie en kwaliteit. Voor hoogwaardige zuivel is Oost-Europa een interessante groeimarkt. We moeten echt stoppen met onze focus op de export van bulkproducten naar exotische oorden. Ik weet wel dat de industrie bezig is met die omschakeling, maar er is nog enorm veel werk aan de winkel.
Guy Vandepoel: De Belgische zuivelindustrie produceert inderdaad veel te veel bulkproducten in verhouding tot zijn kleinschaligheid. Misschien is dat niet zo verwonderlijk aangezien onze noorderburen zich sterk profileren als kaasproducenten, en dan heb je ook nog Frankrijk. Het gevolg is dat we in ons land verdrukt worden tussen grote en sterke zuivelconcerns, waardoor we veel gevoeliger zijn voor prijsschommelingen. We zullen veel meer moeten mikken op niches en specialiteiten. De Belgische kazen nemen slechts achttien procent in van de totale kaasconsumptie in ons land. Ook op het vlak van functionele voeding zijn er kansen. Als er één landbouwproduct is dat van nature gezondheid uitstraalt, is het wel melk. En we wonen in de rijkste regio ter wereld…
De bulkproducten hebben onze boeren vorig jaar wel de hoogste melkprijzen in heel Europa bezorgd.
Guy Depraetere: Hoelang heeft het geduurd? En hoe dikwijls zal dit nog voorvallen? Gaan we iedere keer vijf jaar moeten wachten op een heropleving van de melkprijzen door een toevallige samenloop van omstandigheden zoals een stijgende wereldvraag, een sputterende melkproductie in Europa en droogte in een belangrijk productieland als Australië? Op die variabele randvoorwaarden kan een melkveehouder de fundamenten van zijn bedrijf niet bouwen. Hij moet zijn inkomen kunnen halen op basis van duurzame export voor de Europese markt. Vergeet ook niet dat de houdbaarheidsdatum van melkproducten beperkt is, wat het voor overzeese concurrenten moeilijk maakt om ons hier weg te vegen. Maar als we diezelfde melk moeten verpoederen om er over de hele wereld mee rond te leuren…
Milcobel levert verdienstelijke inspanningen om haar productportfolio te verbreden, maar het blijft in de eerste plaats een poederproducent. Zitten we dan niet met een gigantisch probleem?
Guy Vandepoel: Dat is niet alleen het probleem van Milcobel. Hetzelfde geldt voor de Waalse zuivelindustrie. In Duitsland hebben bedrijven zoals Humana en Nordmilch ook een veel te groot aandeel melkpoeder in hun assortiment. Vorig jaar werd in Europa achttien procent meer melkpoeder geproduceerd. België nam hiervan zeven procent voor zijn rekening, wat overeenstemde met 5.000 ton extra melkpoeder. Maar achteraf is dus gebleken dat het een reus op lemen voeten was. Nog één bedenking: investeren in producten met toegevoegde waarde vergt ongelofelijk veel kapitaal. Voor een coöperatieve zuivelfabriek is het zeker niet evident om dat geld op te halen bij zijn leden, maar het is wel de enige manier om de strategie om te gooien.
Hoe schatten jullie de concrete gevolgen van de afschaffing van het melkquotum in? Zal het familiale bedrijfstype standhouden tegen de schaalvergroting, die zich ongetwijfeld nog verder zal doorzetten?
Guy Vandepoel: Door de toenemende prijsschommelingen zullen onze melkveehouders wat meer op reserve moeten boeren, maar daar staat tegenover dat kapitaal beter rendeert op een vrije markt dan in een gestuurde economie met quota en dergelijke. Dat de melkproductie massaal zal stijgen, geloof ik niet. De verdamping van de quota brengt immers andere productiebeperkende factoren in beeld: we gaan straks meer praten over het aantal koeien, de milieunormen en de beschikbare arbeid, want onze melkveebedrijven zijn bijvoorbeeld niet of nauwelijks in staat om externe arbeid correct te vergoeden. Daarom geloof ik ook dat de familiale bedrijven de ondertoon zullen blijven voeren. Men schat dat de melkproductie door de afschaffing van de melkquota in onze regio met ongeveer vijf procent zal toenemen. Dat is natuurlijk niet niks, maar het is evenmin een shocktherapie. Om investeringen aan te trekken, zal de melkveehouderij trouwens moeten blijven concurreren tegen andere landbouwsectoren, die in het verleden al eens een stapje voor hadden op het vlak van rendement.
Guy Depraetere: Ik blijf ervan overtuigd dat samen met de quota nog veel meer boeren uit de sector zullen verdwijnen. De knagende onzekerheid als gevolg van volatiele prijzen is voor veel landbouwers zwaar om dragen, ook voor goede bedrijven. De overblijvers zullen zeker groeien. Ik weet niet waar dit moet eindigen, al geloof ik ook wel dat de bedrijven hun familiaal karakter niet zullen verliezen.
Guy Vandepoel: De stiel van melkveehouder wordt in de toekomst een knelpuntberoep, en juist dat maakt het aantrekkelijk voor de overblijvers. Nogmaals, de melkquota zouden de herstructurering niet tegengehouden hebben. Vorig melkjaar gaven elke dag drie melkveehouders er de brui aan in België. En vergeet niet dat de gemiddelde bedrijfsgrootte de voorbije twintig jaar met maar liefst 280 procent gestegen is. Ik verwacht dat we de komende tien à twaalf jaar nog eens een verdubbeling zullen realiseren tot een gemiddeld bedrijfsquotum van ongeveer een half miljoen liter melk. Het zullen niet per definitie de gemengde bedrijven zijn die op korte termijn massaal zullen afhaken als gevolg van lagere prijzen. Want wie investeert in melk, zit met vijftig procent vaste kosten. Als dergelijke bedrijven hun schaal een beetje kunnen vergroten, zullen ze een vast inkomen blijven puren uit hun melkveetak.
Zullen er interprofessionele afspraken moeten gemaakt worden met de zuivelindustrie? En waarover zullen die dan moeten gaan?
Guy Depraetere: Een zachte landing betekent voor ons dat er een interprofessionele structuur komt zodat we niet alleen afspraken kunnen maken over de prijs, maar ook over wie, wat en hoeveel. Alleen op die manier zullen kleine en middelgrote bedrijven kunnen standhouden. Anderzijds weten we uit ervaring heel goed dat het voor de landbouwers in dergelijke gesprekken heel moeilijk is om op te boksen tegen een kleine groep afnemers. De producenten van diepvriesgroenten bespreken onderling de contractprijzen die ze willen aanbieden aan de boeren, en die zijn bijna altijd te nemen of te laten.
Guy Vandepoel: De nood aan een overlegstructuur is vandaag reeds acuut. Diverse melkerijen hebben de voorbije weken leveraars aan de deur gezet vanwege te klein of te ver van de fabriek. Ik heb er geen probleem mee dat de zuivelindustrie wil rationaliseren, maar het is belangrijk dat dit gebeurt op basis van een dialoog met de melkveehouders. Er zijn boeren die absolute vrijheid verkiezen, maar negentig procent van de leveraars is ermee gebaat dat er met het oog op de toekomst op een of andere manier met de zuivelbedrijven afspraken gemaakt worden over de modaliteiten van levering, over de vraag welke boeren extra melk mogen aanvoeren, enzovoort. Met onze coöperaties staan we op dat vlak al redelijk ver, maar er zijn natuurlijk nog andere bedrijven actief op de markt. Van de relatieve rust die er op dit ogenblik nog heerst, zouden de landbouworganisaties en zuivelbedrijven gebruik moeten maken om een gezamenlijke strategie voor risicobeheer uit te werken. Het kwaliteitsbeleid in de melkveehouderij stoelt op dit ogenblik al op interprofessioneel overleg. Beide partijen kennen elkaar dus.
Zijn de onderhandelingen over een interprofessionele structuur al aan de gang?
Guy Vandepoel: We tasten in onze vakgroepen nog af wat kan en niet kan. Daarnaast zijn we natuurlijk permanent in gesprek met de zuivelindustrie. Ik heb de indruk dat de verwerkers begrijpen dat ze er in dit debat geen belang bij hebben om in een egelstelling te kruipen. Ook zij willen zich in functie van een optimaal rendement van de fabriekscapaciteit indekken tegen risico’s. Het model van de telersvereniging Ingro in de sector van de diepvriesgroenten werkt inspirerend. De gesprekspartners moeten geen standaardcontracten uitdokteren, maar wel een raamkader dat moet ingevuld worden door maatwerk.
Guy Depraetere: De dialoog zal allicht niet makkelijk zijn omdat de boeren door de beperkte houdbaarheid van melk in een heel zwakke onderhandelingspositie zitten. Bovendien zijn de zuivelbedrijven het niet gewoon om met één stem te spreken. Dat is helemaal anders in de sector van de diepvriesgroenten, waar je een klein dozijn firma’s hebt die in dezelfde regio en dezelfde periode als een komeet naar omhoog geschoten zijn. Maar goed, er moet hoe dan ook een stevige overlegstructuur komen. Mijn grote vrees is immers dat naast de contracten een parallel circuit van vrije leveringen zal ontstaan waardoor de prijzen ondermijnd worden.
Guy Vandepoel: Het klopt dat over de mentaliteit in de sector heel wat te zeggen valt. Is het niet onbegrijpelijk dat zuivelcoöperaties elkaar op de Europese markt bestrijden om hun laatste liter melk te kunnen slijten bij de grootdistributie?