Gilbert Houins - Voedselagentschap
duidingDe ontvangsten van het agentschap voor 2006 werden begroot op 159,2 miljoen euro. Wie brengt dat geld binnen?
Gilbert Houins: De belastingbetaler draait op voor 43 procent van dat budget. In de marge is er wat Europese steun voor ziektebestrijding en zelf genereren we ook inkomsten via prestaties aan derden. Maar het zijn uiteindelijk de gecontroleerde bedrijven die met 55 procent de hoofdmoot van de financiering voor hun rekening nemen. Enerzijds gaat het om retributies voor gepresteerde diensten, zoals het verstrekken van exportcertificaten of keuringen in slachthuizen. Daarnaast wordt via een heffing 35,4 miljoen euro opgehaald bij alle actoren in de voedselketen. Enfin, dat was toch de bedoeling.
Op het vlak van de retributies ontving het Voedselagenstchap een bedrag van 41,3 miljoen euro terwijl de raming 48 miljoen euro bedroeg. Bij de heffingen kon een bedrag van acht miljoen euro niet eens gefactureerd worden?
Mijn voorganger schatte dat in de voedselketen 181.000 operatoren actief zijn, terwijl we er tot hiertoe slechts 148.000 konden identificeren op basis van de databanken die vroeger gebruikt werden door de verschillende diensten die vandaag gegroepeerd zitten onder de koepel van het agentschap. Door diverse bestanden aan elkaar te koppelen, gaan we de ontbrekende bedrijven alsnog opsporen.
Hoe groot is de kans op slagen?
Ik ben er bijna zeker van dat het ons de komende maanden gaat lukken. Uit een eerste test met de Kruispuntbank voor Ondernemingen is gebleken dat een groot aantal zelfstandigen zich registreren met activiteiten die zij in de praktijk niet uitoefenen. Maar we gaan nu in elk geval een brief sturen naar alle bedrijven die nog niet erkend zijn door het Voedselagentschap maar wel een nacebelcode gebruiken die verwijst naar een bedrijvigheid in de voedselketen. We gaan deze ondernemingen vriendelijk verzoeken om hun gegevens in de Kruispuntbank te verbeteren in het geval dat ze foutief zouden zijn. In het andere geval moeten de bedrijven in kwestie zich bij ons laten registreren.
Indien deze operatie onvoldoende geld in het laatje brengt, zullen de boeren vanaf volgend jaar allicht een hogere forfaitaire heffing moeten betalen?
In de uitgaven van vorig jaar hebben we vijftien miljoen euro bespaard door investeringen in informatica en laboratoriuminfrastructuur even uit te stellen. Dat heeft onze werking niet beïnvloed, maar het is evident dat ik zo’n kunstgreep niet elk jaar kan herhalen. Mocht blijken dat we straks het budget toch niet rond krijgen, dan zijn er slechts twee opties: een stijging van ofwel de heffingen ofwel van de overheidsdotatie. Een verhoging van de retributies is voor de sectoren in elk geval onbespreekbaar.
En als het van u afhangt…
Dan komt er een hogere bijdrage van de overheid. Door een inspecteur van Financiën hebben we een onderzoek laten uitvoeren en daaruit blijkt dat de dotatie per inwoner bij ons aan de lage kant is in vergelijking met landen zoals Nederland, Frankrijk, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Ook de landbouworganisaties, de voedingsindustrie en de horecasector pleiten voor een hogere overheidsbijdrage aan het Voedselagentschap, maar die knoop kan enkel doorgehakt worden door de volgende federale regering.
En dus is het perfect mogelijk dat de heffing van de landbouwers straks toch wordt verhoogd als u geen 33.000 bijkomende bedrijven in de voedselketen vindt?
Vanaf volgend jaar zullen bedrijven die niet deelnemen aan een autocontrolesysteem een hogere heffing aangerekend krijgen. Wie daarentegen wél over het nodige certificaat beschikt, krijgt een korting van vijftien procent. Dit systeem is logisch, omdat bedrijven die zich door onafhankelijke controleorganismen laten certificeren op basis van een goedgekeurde sectorgids minder frequent moeten geïnspecteerd worden door onze controleurs. Dit bonus-malusconcept zal er ook toe bijdragen dat ons budget in evenwicht raakt. De landbouwers zullen in geen geval een hogere heffing moeten betalen om niet-geïnde inkomsten uit andere sectoren te compenseren.
Maar voor volgend jaar gaat u wel een overgangsregeling invoeren zodat niet-gecertificeerde bedrijven nog geen dubbele heffing aangesmeerd krijgen. Kan u die toegeeflijkheid financieren?
Eerstdaags zal ik inderdaad voorstellen om de operatoren nog één jaar uitstel te geven door de malus voor 2008 zo laag mogelijk te houden. Volgens simulaties hebben we daarvoor voldoende budgettaire ruimte.
Een probleem is dat er nog heel veel sectorgidsen niet goedgekeurd zijn, waardoor een pak bedrijven zich simpelweg niet kunnen laten certificeren?
Momenteel zijn elf van de 37 ingediende gidsen gevalideerd. De procedures verlopen traag omdat veel sectoren hun gidsen laten opmaken door derden. Het duurt een tijdje vooraleer opmerkingen en aanpassingen heen en weer gestuurd raken. Niettemin zijn er toch al belangrijke sectorgidsen goedgekeurd zoals die van de horeca en de beenhouwers. In de primaire productiesector zijn zelfs al drie gidsen goedgekeurd. Bovendien is het mijn betrachting om nog vóór de zomervakantie een generische gids voor alle landbouwactiviteiten te valideren. Voor de landbouwers wordt dat een zeer handig instrument omdat ze pas een korting kunnen genieten wanneer ze gecertificeerd zijn voor al hun bedrijfstakken. Bij Fedis pleit ik er bovendien voor dat deze generische gids door de supermarktketens erkend zou worden als uitgangspunt voor productievereisten inzake voedselveiligheid. Onlangs kreeg ik van een boer te horen dat hij op twee jaar tijd zes controles gekregen had van het Voedselagentschap. Bij nader inzicht bleek het echter te gaan om controles op een hele waaier van lastenboeken. De tijd is rijp voor een rationalisering.
De introductie van sectorgidsen biedt nog geen garantie dat de bedrijven in de voedselketen zich massaal zullen laten certificeren en de autocontrole juist toepassen?
Een gids is inderdaad zinloos als hij op het terrein niet aanslaat. Maar ik heb er vertrouwen in. Veel bedrijfsmensen vertellen me immers dat ze ongerust zijn omdat ze niet goed weten wat er precies van hen verlangd wordt op het vlak van voedselveiligheid. Dankzij de gidsen zal daar geen enkel misverstand meer over bestaan. Ook niet in de horecasector.
De horeca blijft de achilleshiel van de voedselveiligheid in ons land?
Uit de cijfers van ons jongste jaarverslag is gebleken dat 60 procent van de gecontroleerde bedrijven niet voldoet op het vlak van hygiëne. Om dat euvel te verhelpen, hebben we enkele weken geleden een smiley ingevoerd. Horecazaken die zich laten certificeren, zullen vanaf begin volgend jaar een sticker met een lachend gezichtje en omhoog gerichte duim op hun deur kunnen plakken. Op die manier komen consumenten te weten waar er maaltijden met voldoende zorg voor hygiëne geserveerd worden. Noem het gerust een vorm van sociale controle. We spenderen dit najaar een half miljoen euro om de smiley kenbaar te maken in de horecasector. Dat is veel geld, maar die sticker kan ervoor zorgen dat we ons in een later stadium heel wat tijd en moeite besparen bij de opvolging van de voedselveiligheid in de 60.000 horecazaken die ons land telt.
De siertelers vinden dat ze geen retributies aan het Voedselagentschap hoeven te betalen voor inspecties die opgelegd worden door de federale en Europese overheid. Meer nog, de plantenkwekers vragen zich af waarom zij te maken krijgen met een organisatie die volledig afgestemd is op voedselveiligheid
Sanitaire kwesties stoppen niet aan lands- of taalgrenzen, en dus werd deze materie nooit geregionaliseerd. Dier- en plantziekten behoren dus wel degelijk tot de bevoegdheid van het Voedselagentschap. En dan gaat het niet alleen over infectieziekten die kunnen overgedragen worden op mensen, maar bijvoorbeeld ook over varkenspest. Het klopt dat de siertelers nogal wat controles op bijvoorbeeld bacterievuur moeten laten uitvoeren. Daarom heb ik zelf voorgesteld om de helft van die kosten op te vangen door de heffing van alle landbouwers met welgeteld één euro te verhogen. Maar de landbouworganisaties hebben dat idee verworpen.
Voor de financiering van de BSE-maatregelen is er meer solidariteit. Hoewel er nauwelijks nog gekke koeien opduiken, wordt jaarlijks nog 17 miljoen euro gespendeerd aan het bewakingsprogramma. Is de tijd niet rijp voor een bijsturing?
Normaliter zal de Europese Commissie in juni voorstellen om het subsidiariteitsbeginsel in dit dossier toe te passen. Dat betekent dat lidstaten op basis van een risico-evaluatie zelf hun BSE-maatregelen zullen mogen wijzigen. Een voor de hand liggende optie is om niet langer alle runderen vanaf dertig maanden aan BSE-tests te onderwerpen. Aangezien diermeel hoogstwaarschijnlijk aan de bron van de ziekte lag en deze grondstof al enkele jaren uit het veevoeder is gebannen, kan beslist worden om enkel nog oudere dieren systematisch te testen. We rekenen er op dat we vanaf volgend jaar door de versoepeling één miljoen euro zullen kunnen besparen op de BSE-uitgaven.
Vindt u het een goede zaak dat elk land straks zelf kan beslissen welke BSE-maatregelen overeind blijven?
Met het oog op mogelijke concurrentievervalsing is dat zeker geen goede ontwikkeling. In Duitsland zijn ze nog niet klaar met de implementatie van nieuwe maatregelen, terwijl andere landen hun maatregelen zouden afbouwen. Wat zullen de consumenten daarvan denken?
In de jongste nieuwsbrief van het Voedselagentschap heeft u het over de “negatieve en vaak leugenachtige” berichtgeving over het Voedselagentschap in de media. Vanwaar die frustratie?
Ik kan niet aanvaarden dat de vakpers onjuiste zaken schrijft die onze goede reputatie schaden. In een memorandum van een landbouworganisatie heb ik gelezen dat het beheer van het agentschap niet transparant gebeurt. Maar er is maandelijks een vergadering van het raadgevend comité, waarvan vier mensen toegang hebben tot alle rekeningen. Driemaandelijks zijn er technische vergaderingen. We zijn ook bezig met de oprichting van een interne auditdienst die rapporteert aan een auditcomité met twee vertegenwoordigers van de sectoren. Hoe kunnen we nog transparanter zijn? Ik heb ook gelezen dat we de grote en kleine slachthuizen in de konijnen- en pluimveesector identiek dezelfde eisen opleggen en dat we in deze bedrijven nummerplaten van voertuigen noteren. Dergelijke beschuldigingen zal ik in interviews publiekelijk aanklagen omdat het lezerspubliek recht heeft op eerlijke informatie.
De relatie tussen controleur en gecontroleerde moet volgens u ook beter.
Onze controleurs moeten doeltreffend én begripvol werken. Wanneer tijdens een inspectie tekortkomingen worden vastgesteld, moeten de operatoren daarbij de nodige uitleg krijgen. Ik moet er aan toevoegen dat we op dat vlak al een hele weg hebben afgelegd sinds de invoering van ons ethisch charter en een ombudsdienst. Vorig jaar kregen we welgeteld 229 klachten, waarvan er twaalf te maken hadden met het gedrag van een controleur. Dat zijn toch geen indrukwekkende cijfers als je weet dat er in totaal 181.000 operatoren zijn?
Op welke vlakken moet de voedselveiligheid op korte termijn nog verbeteren?
De landbouwers hebben de voorbije jaren reeds forse inspanningen geleverd. De registratie van bijvoorbeeld pesticiden en meststoffen is goed ingeburgerd geraakt, in Vlaanderen nog iets beter dan in het zuiden van het land. Producenten van granen en bieten hebben geen rechtstreekse binding met consumenten, en hebben allicht daarom nog een achterstand goed te maken op hun collega’s. Voor de rest is er de komende twee jaar vooral nood aan een stabiel beleidskader. Er zijn genoeg nieuwe reglementeringen die de voedselketen nog volop aan het implementeren is. De grootste inspanningen voor de toepassing van de goede hygiënepraktijken moeten nu gebeuren door de bedrijven die rechtstreeks verkopen aan de consument.
Dit jaar start het Voedselagentschap met een salmonellaprogramma in de varkenshouderij?
Dat klopt. Het is de bedoeling om bij de bloedonderzoeken in het kader van Aujeszky ook het salmonellastatuut in kaart te brengen. Bij een overschrijding van de drempelwaarde zullen varkenshouders zich gedurende één jaar moeten laten begeleiden door hun bedrijfsdierenarts. Wanneer ook die aanpak niet helpt, volgt een verplichte begeleiding door DGZ. In de pluimveehouderij leveren we gelijkaardige inspanningen. Na de vaccinatie van moederdieren gaan we nu ook legkippen vaccineren. En eieren van positieve bedrijven zullen in de zeer nabije toekomst automatisch naar brekerijen gekanaliseerd worden, zodat besmette eieren niet langer op de versmarkt belanden. De maatregelen werpen duidelijk hun vruchten af: vorig jaar werden in ons land nog 3.630 salmonella-infecties vastgesteld, wat een fameuze daling is in vergelijking met de 14.088 gevallen in 2000.
Met de regelmaat van de klok verschijnen cijfers over overschrijdingen van maximale residulimieten (MRL) bij groenten en fruit. Experts leggen dan iedere keer uit dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid, maar goed voor het imago is dergelijke berichtgeving zeker niet.
Een MRL is een uitstekende norm om na te gaan of de goede landbouwpraktijken werden toegepast. De toxicologische drempels zijn meestal tientallen of zelfs honderden keren hoger. Volgens sommige organisaties is iedere resthoeveelheid schadelijk voor de volksgezondheid, maar dat klopt natuurlijk niet. Ze hebben wel een punt door te wijzen op het potentiële gevaar van stalen met diverse residu’s van sproeistoffen, die tot dezelfde familie van bijvoorbeeld organofosforverbindingen behoren. Het standpunt van het Voedselagentschap in dit dossier is duidelijk: de MRL’s moeten gerespecteerd worden, maar een recall wordt enkel geëist indien de residu’s een gevaar betekenen voor de consument.
Verontrust het u niet dat het aantal MRL-overschrijdingen in 2005 toenam tot 7,3 procent van het aantal gecontroleerde stalen? De voorgaande jaren schommelde dat percentage rond de vier à vijf procent?
Straks zullen we in ons jaarverslag de cijfers van 2006 publiceren, en daaruit blijkt dat die stijging zich niet heeft doorgezet. Het aantal overschrijdingen is opnieuw gezakt naar 5,2 procent. Dat geldt tenminste voor Belgische groenten en fruit, want het percentage voor ingevoerde producten is sterk toegenomen tot 13,9 procent. Wie de cijfers interpreteert, moet wel weten dat de ontledingsmethoden voortdurend verfijnd worden en dat we onze controles focussen op residugevoelige producten zoals druiven, citrusvruchten, selderij en steenvruchten. Een ander probleem is dat voor bijvoorbeeld perziken en nectarines er niet eens MRL’s bestaan in ons land. Elk minimaal residu op die vruchten is vanuit puur juridisch oogpunt een overtreding, maar brengt daarom uiteraard de volkgezondheid niet in gevaar. Gelukkig zou er volgend jaar een harmonisatie komen van de residulimieten in de Europese Unie. Op dit ogenblik zijn er nog altijd aanzienlijke verschillen.
Hoe moeilijk is het om een figuur als Piet Vanthemsche op te volgen?
Ik ken het huis natuurlijk al jaren, dat scheelt. We hebben bovendien een uistekend team aan de top van het Voedselagentschap. Voor de rest ben ik wat ouder dan Piet, en daardoor misschien iets bezadigder. Ik ben evengoed veeleisend voor onze 1.300 medewerkers, maar voor het eerst gaan ze straks wel een tevredenheidsenquête mogen invullen, zodat ze zich kunnen uitspreken over alle aspecten van onze organisatie. Zoiets kan je niet organiseren in de opstartfase van een agentschap, maar nu denk ik dat het juiste ogenblik aangebroken is.
De grootste frustratie van Piet Vanthemsche was dat hij als baas van het Voedselagentschap het probleem van de autostradedierenartsen niet kon oplossen. Is dat dossier voor u een belangrijke uitdaging?
Ik ben ingenieur en geen dierenarts, maar ik moet eerlijk toegeven dat het me verbaasd heeft dat veel veeartsen een aanzienlijk deel van hun inkomen puren uit de verkoop van geneesmiddelen, terwijl er niet altijd een verband bestaat met diergeneeskundige prestaties. Dat is geen gezonde situatie. De huidige minister van Volksgezondheid heeft uitstekend werk geleverd op het vlak van de sociale zekerheid, maar zijn opvolger moet zeker oog hebben voor de handel in geneesmiddelen. Dan moet er in ieder geval een oplossing uit de bus komen die rekening houdt met het inkomen van dierenartsen, want zelfs nu is er al sprake van een tekort aan mensen die dag en nacht paraat staan om onze veeboeren uit de nood te helpen.