Gabriël Ysebaert - Departement Landbouw en Visserij
duidingBegin februari heeft de WTO een geactualiseerd landbouwvoorstel op de onderhandelingstafel gelegd. Hoe interpreteert u de tekst?
Gabriël Ysebaert: Die bevat alleszins veel meer puzzelstukken dan de ontwerptekst van juli vorig jaar. Er zijn veel technische details uitgewerkt voor opties waarover nog moet onderhandeld worden. Dan gaat het bijvoorbeeld over de modaliteiten voor gevoelige producten, de opties voor de lijst van tropische producten, details over de manier waarop de blauwe doos er voor de Amerikanen moet uitzien, enzovoort. Onder meer de Europese Commissie bestempelt het document als een verbeterde basis om tot een handelsakkoord te komen, maar in essentie blijven er nog veel onopgeloste problemen, en kunnen we niet zomaar stellen dat de buit al binnen is, althans niet voor wat de Europese Unie betreft. De achillespees is op dit ogenblik eigenlijk de slappe onderhandelingstekst over industriële goederen, want de Doha-ronde is een ‘single undertaking’: er is slechts een eindakkoord mogelijk indien op alle terreinen een ambitieus resultaat bereikt wordt. De bal ligt nu duidelijk in het kamp van de Brazilianen, die opereren als spreekbuis voor een groep landen waaronder ook Argentinië, Zuid-Afrika en India, die niet staan te springen om hun invoertarieven voor industriegoederen een stuk te laten zakken om van de voordelen in het landbouwhoofdstuk te kunnen genieten.
Een consensus over het landbouwluik lijkt wel dichterbij te komen?
Twintig Europese landbouwministers hebben twee weken geleden duidelijk aangegeven dat het onderhandelingsmandaat van de EU geen verdere toegevingen verdraagt. Op de jongste landbouwraad heeft de Europese Commissie overigens beloofd dat bij de verdere besprekingen maximaal rekening zal gehouden worden met de draagkracht van het hervormde EU-landbouwbeleid en dat een onevenwichtig eindresultaat onaanvaardbaar is. Maar tegelijk heeft Fischer Boel er wel fijntjes aan toegevoegd dat de eindbeoordeling van het onderhandelingsresultaat enkel toekomt aan de Europese ministers van Buitenlandse Zaken. Hun collega’s in de landbouwraad zullen hooguit een advies mogen formuleren.
Welke houding neemt de Europese Commissie zelf aan?
Omdat voor gevoelige producten de mogelijkheid geboden wordt om voor twee derde af te wijken van de algemene tariefdaling, meent de Commissie dat de economische impact van de nieuwe landbouwtekst niet zwaarder weegt dan het voorstel de Europese Unie in oktober 2005 zelf naar voren heeft geschoven. Maar men vergeet wel eens dat toen al sprake was van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen in de landbouwsector in de grootteorde van 200.000 jobs. Nemen we er de voedingssector bij, dan moet dit aantal minstens verdubbeld worden..
Cruciaal voor de Europese boeren is de daling van de invoertarieven. Wat mogen we op dat vlak verwachten?
In de nieuwe tekst staat een gemiddelde tariefvermindering van 54 procent vermeld. De hoogste douanetarieven zullen afgeroomd worden met ongeveer zeventig procent en de laagste met zowat vijftig procent. In vergelijking met het Europese voorstel zullen meer tarieven blootgesteld worden aan de hoogste verminderingspercentages en die percentages zelf zullen ook hoger liggen. Neem bijvoorbeeld vers en gekoeld varkensvlees, waarvoor momenteel een tarief van 28,38 procent geldt. Indien de Europese voorstellen van oktober 2005 gevolgd werden, moest deze heffing ten hoogste met 35 procent dalen terwijl nu sprake is van een minimale reductie van 55 procent. En voor gemengde tarieven zou in de toekomst geen ruimte meer bestaan, terwijl deze van belang zijn voor het behoud van invoerheffingen voor groenten en fruit. Ander heet hangijzer is de lijst van tropische producten waarvoor men een vergaande tariefdaling wil doorvoeren ten gunste van de ontwikkelingslanden. Sommigen willen producten zoals aardappelen en suiker opnemen in die lijst, maar dat ziet de Europese Unie natuurlijk niet zitten. Als je weet dat het oorspronkelijke Europese voorstel al tegen de limiet van het onderhandelingsmandaat aanhikte, kan je toch alleen maar besluiten dat de marges intussen al overschreden zijn?
Voor gevoelige producten mag een hoger invoertarief gelden. In welke mate kunnen ze ervoor zorgen dat Europa straks niet overspoeld wordt door goedkope landbouwproducten?
Vier tot zes procent van de douanetarieven zou als ‘gevoelig’ bestempeld mogen worden. Dat is alleszins minder dan de acht procent die Europa verlangde en bovendien is het nog niet zeker op welke tarieflijnen het uiteindelijke percentage van toepassing zal zijn. Op het totale pakket of enkel de tarieven die niet eerder op nul gezet zijn? Het lijkt een technisch detail, maar hierdoor kan het aantal in rekening gebrachte tarieflijnen voor de EU dalen van 2.213 tot 1.784. Als je van dat laatste getal vier procent neemt, kom je uit op nog amper 71 tarieflijnen. Interessant om weten, is dat ons land al eens een lijstje met gevoelige producten heeft opgemaakt waarop 64 tarieven voorkomen. Onnodig om te zeggen dat bij de opmaak van de finale lijst nog heel hard zal gebikkeld worden tussen de Europese lidstaten onderling om hun meest kwetsbare producten te laten beschermen.
Aan de regeling voor gevoelige producten zijn ook volumes gekoppeld waarvoor dan weer een lagere douaneheffing van kracht is?
Dat klopt. Zo moet een gevoelig product dat voor twee derde afwijkt van de algemene tariefdaling een quotum openen van vier tot zes procent van de interne consumptie. Voor dat contingent geldt dan een verlaagde douanetaks. In de Europese varkenssector zou het huidige quotum van 80.000 ton hierdoor kunnen toenemen tot 600.000 à 1,2 miljoen ton. Voor pluimveevlees kan dit oplopen tot 600.000 ton, voor de rundvleessector tot een half miljoen ton. Over de manier waarop deze quota berekend zullen worden, liggen nog meerdere opties op tafel. Wat vaststaat, is dat door de afbouw van de invoertarieven ook de invoer buiten die quota zal toenemen…
Dus zal een vrijwaringsclausule als ultieme marktbescherming hard nodig zijn?
In de Uruguay-ronde heeft de EU zo’n clausule kunnen bedingen waardoor de tolmuren onder bepaalde omstandigheden automatisch stijgen, maar het staat nog altijd niet vast of dit ook nu weer zal lukken. Een eerste optie is om de huidige vorm te behouden, maar het toepassingsgebied te versmallen tot een dertigtal tarieflijnen, dus in essentie voor suiker, gevogelte en bepaalde groenten en fruit. De Europese onderhandelaars hebben op dit punt lang front gevormd met de netto-invoerende landen uit de G10, maar die hebben inmiddels afgehaakt. Daardoor is de druk niet kleiner geworden om de vrijwaringsclausule gewoon af te schaffen. Ik vrees dat hierover pas een beslissing zal vallen tijdens de afsluitende ministeriële bijeenkomst, die er mogelijks midden april zal komen. Dan is het erop of eronder voor een aantal kwetsbare sectoren.
Bij aanvang van de Doha-ronde eisten de Europese boeren dat er rekening moest gehouden worden met ‘non-trade concerns’. Van die verzuchting blijft al lang niets meer over?
Tijdens de jongste landbouwraad was België de enige overgebleven lidstaat die nog eens het belang hiervan onderstreept heeft om billijke concurrentievoorwaarden te kunnen garanderen voor onze land- en tuinbouwers. Buiten de EU worden thema’s zoals milieu, voedselveiligheid en landschapszorg geassocieerd met verdoken protectionisme. Voor derde landen gaat het in de Doha-ronde niet in de eerste plaats om dierenwelzijn, maar wel om mensenwelzijn. De redenering luidt dat Europa zich maar moet behelpen met de groene doos, die steun toelaat voor beleidsinstrumenten die niet handelsverstorend zijn. Als we oorsprongsbenamingen ook tot de ’non-trade concerns’ rekenen, dan zijn de zuiderse EU-landen er tot hiertoe wél handig in geslaagd om dit onderwerp warm te houden, al valt nog af te wachten of ze straks ook echt iets zullen binnenrijven.
Voor de Amerikanen is vooral de afbouw van de directe steun aan de boeren van belang. Komen zij zonder kleerscheuren uit de Doha-ronde?
Het jongste WTO-voorstel komt de Amerikanen heel goed uit: de inspanningen rond markttoegang werden aangescherpt, terwijl ze op het vlak van interne steun en uitvoerconcurrentie niet in moeilijkheden komen. De VS zijn bereid om hun handelsverstorende interne steun met zestig procent in te krimpen. Dat doen ze echter niet door hun productiesteun te ontkoppelen zoals in Europa gebeurd is, maar wel door de criteria van de blauwe doos zodanig te wijzigen dat hun anticyclische betalingen niet langer voorkomen in de oranje box, waarin de meest handelsverstorende steunmaatregelen zitten. Hoewel de Amerikanen voorstellen om de toegestane steun binnen de blauwe doos te halveren tot 2,5 procent van de totale agrarische productiewaarde van een land, houdt dit helemaal geen reductie in van de steun die de Amerikaanse overheid in de praktijk uitbetaalt. Het enige wat verandert, is het maximale bedrag dat de Amerikaanse begroting in theorie mag voorzien voor de anticyclische betalingen.
Sinds de Europese Unie haar productiesteun ontkoppeld heeft, is de inkomenssteun in de groene WTO-doos beland. Hoe veilig zitten de bedrijfstoeslagen daar?
De criteria die in de nieuwe landbouwtekst zijn opgenomen voor de groene box zijn een verbetering in vergelijking met de vorige tekstversie. Op voorwaarde dat aan deze passages niets meer wijzigt, heeft Europa voldoende garanties om de inkomenssteun er volledig in onder te brengen. Er gaan wel stemmen op die het volume van de steun in de groene doos in vraag stellen. Dat zou wel eens de inzet van een volgende onderhandelingsronde kunnen worden.
De EU is bereid om tegen 2013 de exportsubsidies af te schaffen. Gaan de andere landen ook knippen in hun vormen van uitvoersteun?
Het fameuze parallellisme dat de EU nastreeft is nog niet volledig bereikt, al liggen er wel wat elementen op tafel die in de goede richting gaan. De modaliteiten voor de Amerikaanse voedselhulp moeten nog wat verstrakt worden en de eliminatie van uitvoermonopolies staat in de jongste tekst nog tussen vierkante haakjes. Wat de Europese exportsubsidies betreft, blijven we er op aandringen dat de uitfasering tegen 2013 enkel in budgettaire termen mag gebeuren. Voor de zuivelsector is dat niet onbelangrijk.
Hoe schat u de impact van het huidige WTO-voorstel in voor de diverse Vlaamse landbouwsectoren?
In 2006 heeft de Vlaamse landbouwadministratie een impactstudie gemaakt op basis van zowel het Europese als Amerikaanse onderhandelingsvoorstel. Toen gingen we ervan uit dat een finaal akkoord de kerk ongeveer in het midden zou houden, en alles wijst erop dat dit straks ook zo zal zijn. We hebben becijferd dat het Amerikaanse voorstel zou leiden tot een totale saldovermindering van bijna twintig procent voor de Vlaamse land- en tuinbouw, terwijl de schade door het Europese voorstel beperkt zou blijven tot een daling van ruim zes procent. Als gevolg van de dollarkoers en de modaliteiten die stilaan bekendraken voor bijvoorbeeld tropische producten is de kans wel groter dat de uiteindelijke impact iets dichter aanleunt bij die van het Amerikaanse voorstel. Reken dus maar op een globale inkomensdaling voor onze boeren en tuinders van ongeveer vijftien procent, met dien verstande dat het vijf jaar duurt vooraleer de afspraken helemaal geïmplementeerd moeten zijn. Indien er een akkoord komt, zullen vooral de dierlijke sectoren zich alleszins moeten bezinnen over een nieuwe toekomstvisie die de beste garantie biedt op het vlak van economische rendabiliteit en duurzaamheid.
Oorspronkelijk moest de Doha-ronde vooral voordelen opleveren voor de ontwikkelingslanden. Heeft u het gevoel dat zij tevreden mogen zijn?
De ontwerptekst bevat toch tal van bepalingen die verwijzen naar een ‘speciale en gedifferentieerde behandeling’ voor ontwikkelingslanden. In de praktijk betekent dit voornamelijk dat ze voor de afbouw van hun tarieven slechts een beperkte inspanning moeten leveren of dat ze langere overgangstermijnen kunnen inbouwen. De minst ontwikkelde landen worden in veel gevallen vrijgesteld van enige verplichting. Daarnaast zijn er voor die landen ruim opgevatte vrijwaringsmaatregelen, wat in schril contrast staat met de ontsnappingsroutes voor ontwikkelde landen. Ook de criteria voor de zogeheten speciale producten, die van belang zijn in het kader van hun voedselzekerheid, bieden ruimte om aan landbouwontwikkeling te doen. Allicht begrijpen de arme landen dat de mislukking van Cancún niet voor herhaling vatbaar is. Maar de echte winnaars van de Doha-ronde worden allicht de grote landbouwexporteurs zoals Australië en Nieuw-Zeeland, en groeilanden zoals Brazilië en Zuid-Afrika. Deze laatste groep landen profiteert twee keer: enerzijds door het statuut van ontwikkelingsland dat ze door de WTO nog steeds opgespeld krijgen en anderzijds door het historische akkoord inzake de markttoegang voor landbouwproducten dat ze kunnen bedingen.
Gelooft u er na alle gemiste deadlines nog in dat er eind april witte rook uit de schouw van de WTO komt?
De komende weken moeten verdere onderhandelingen ervoor zorgen dat de teksten over landbouw en industriële goederen rijp zijn om ze naar het politieke niveau te tillen. Uiterlijk begin mei zou dan een ministeriële bijeenkomst moeten plaatsvinden om een eindbeslissing te forceren zonder in het vaarwater van de Amerikaanse verkiezingen te belanden. Als ik kijk naar de minieme vooruitgang die de voorbije jaren geboekt is op het vlak van goederen en diensten, dan ben ik eerder pessimistisch gestemd over de slaagkansen voor het bekomen van een evenwichtig akkoord op zo’n korte termijn. Al kan Brazilië de gesprekken in een ultieme stroomversnelling duwen door zijn markten te openen voor niet-landbouwproducten. En persoonlijk zou ik het niet eens zo slecht vinden dat de onderhandelingen niet moeten voortduren tot 2010. De Doha-ronde heeft lang genoeg geduurd.