duiding

Dirk Struyf - Mestbank

duiding
"Boeren hebben mest in bedrijfsbeheer geïntegreerd"
14 september 2009  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:52
Lees meer over:

Er is al twee jaar lang geen sprake meer van mestoverschotten in Vlaanderen. Maar zolang er te veel nitraat in het water zit, blijft er een geurtje hangen aan het mestdossier. Om te weten of Vlaanderen klaar is om volgend jaar voor de Europese klas de verlenging van de derogatie te verdedigen, trokken we naar afdelingshoofd Dirk Struyf van de Mestbank. Die benadrukt meer dan ooit dat het mestprobleem niet alleen een zaak is van de boeren.

Door het verdwijnen van de mestoverschotten lijkt het mestprobleem in Vlaanderen helemaal opgelost te zijn. Is dat een voorbarige conclusie?
Dirk Struyf: Het klopt alleszins dat de globale mestbalans op Vlaams niveau in evenwicht is. De mestproductie is onder controle door de verbeterde voedersamenstelling en de begrenzing van de veestapel via de nutriëntenemissierechten. Ondanks de globaal strengere bemestingsnormen, hebben we via de derogatie extra afzetmogelijkheden kunnen creëren voor de sector. De resterende overschotten worden opgevangen door de mestverwerking. Het resultaat is dat elke landbouwer, dankzij de gezamenlijke inspanningen van de overheid en de sector, zijn mest in principe op een correcte manier kan kwijtraken op Vlaamse landbouwgrond of kan wegwerken via de mestverwerking en bijhorende export. De meeste boeren slagen hier ook in omdat ze op een heel bewuste manier leren omgaan hebben met de mestproblematiek op hun bedrijf.

Dus is het mestprobleem helemaal onder controle?
Er is ook nog altijd een groep bedrijven die in de knoop liggen met hun mestbalans of meststoffen niet op een correcte manier gebruiken. Dat kan je ook afleiden uit de waterkwaliteit: die is aanzienlijk verbeterd, maar er zijn nog verdere inspanningen noodzakelijk.

Wat is de stand van zaken op het vlak van mestverwerking?
Vorig jaar is de beschikbare mestverwerkingscapaciteit met 43 procent gestegen in vergelijking met het jaar voordien, en de operationele capaciteit nam zelfs toe met 53 procent tot anderhalf miljoen ton mest. Die opmerkelijke stijging weerspiegelt zich ook in de uitgereikte mestverwerkingscertificaten: voor het productiejaar 2007 vertegenwoordigden die 16 miljoen kilogram stikstof, terwijl het voor 2008 om meer dan 22 miljoen kilogram ging. Het overgrote deel van de certificaten belandt bij mestverwerkers aangezien de rechtstreekse export van mest beperkt blijft tot ongeveer drie miljoen kilogram stikstof.

Het mestdecreet geeft bedrijven de kans om te groeien mits mestverwerking. Is dat de belangrijkste verklaring voor de toenemende populariteit van mestverwerkingsinstallaties?
Vergeet niet dat er nog altijd landbouwbedrijven onderworpen zijn aan de mestverwerkingsplicht. Anderzijds is die met een volume van 5,4 miljoen kilogram stikstof vrij beperkt. De overname van nutriëntenemissierechten en de uitbreiding na bewezen mestverwerking zijn zeker extra stimulansen om voldoende mest te verwerken. Bovendien zijn er ook boeren die er resoluut voor opteren om hun mest naar de verwerking te brengen. Op die manier vermijden ze de jaarlijkse zoektocht naar mestafzet op landbouwgrond en de daaraan gekoppelde prijsschommelingen in functie van vraag en aanbod.

De jongste jaren waren er strubbelingen met de export van onbewerkte pluimvee- en paardenmest naar Frankrijk. Zijn die problemen allemaal van de baan?
Dat is helaas nog niet het geval. In tegenstelling tot Vlaanderen, Duitsland en Nederland blijven de Fransen ruwe pluimvee- en paardenmest als een afvalstof beschouwen. Hierdoor worden Vlaamse mestexporteurs verplicht om een zware administratieve exportprocedure toe te passen. Er zijn overlegmomenten geweest met de Franse autoriteiten, maar we zitten in dit dossier niet op dezelfde golflengte. Wel werd eind vorig jaar afgesproken om een gezamenlijke nota op te stellen, waarin aan de Europese Commissie gevraagd wordt om een standpunt in te nemen. In afwachting van een antwoord wil Frankrijk zelfs geen soepele overgangsprocedure toepassen. Meer nog, sinds juli hanteren de Fransen striktere regels voor het transport van afvalstoffen. Welke gevolgen dit straks zal hebben voor de uitvoer van onze onbewerkte kippen- en paardenmest is momenteel nog niet duidelijk. Als pluimveehouders ons dezer dagen om advies vragen, raden we hen in ieder geval aan om niet hun hele export op Frankrijk af te stemmen.

Zullen de Vlaamse veehouders eerlang weer mest naar Wallonië kunnen transporteren?
We proberen dat dossier warm te houden, maar het is niet makkelijk. Er zijn immers nog altijd rechtszaken hangende en op politiek niveau lijkt het onderwerp helemaal onbespreekbaar omdat het in communautair vaarwater gesukkeld is. Maar we hopen op zijn minst nog altijd een billijke regeling te kunnen uitwerken voor onze grensboeren. Met de Nederlanders hebben we heel goede afspraken kunnen maken, maar voorlopig lukt dat veel minder goed met de Walen. En ook Frankrijk is niet geneigd om op korte termijn een grensprotocol af te sluiten.

Een belangrijke pijler van het mestdecreet is dus de uitbreiding mits bewezen mestverwerking. In welke mate maken veehouders hiervan gebruik?
Vorig jaar hebben 619 landbouwbedrijven een aanvraag ingediend, terwijl de teller voor dit jaar momenteel op 300 staat. In 2008 werd iets meer dan de helft van de aanvragen ingediend door varkensboeren, die samen een surplus van ongeveer 200.000 vleesvarkens willen huisvesten. In vergelijking met de totale varkensstapel van zes miljoen stuks blijft de potentiële uitbreiding dus beperkt. En dat is dan nog in de veronderstelling dat die uitbreidingen op het terrein allemaal gerealiseerd worden. Maar een veertigtal dossiers werd intussen geweigerd en dan zijn er ook nog een aantal boeren die hun aanvraag ingetrokken hebben. Bovendien moet je weten dat in 2007 slechts 85 procent van de toegekende nutriëntenemissierechten effectief gebruikt werd. Daarom is de impact van deze maatregel op de sector nog verwaarloosbaar. Maar voor de groei van individuele bedrijven is deze regeling natuurlijk van enorm belang.

Hoeveel uitbreidingen werden reeds gerealiseerd?
Voor ons is dat heel moeilijk in te schatten, maar die cijfers zullen nog niet indrukwekkend zijn aangezien de eerste boeren pas enkele maanden geleden een antwoord kregen op hun aanvraag. Sommigen kunnen misschien meteen extra dieren plaatsen in bestaande stallen, maar andere veehouders gaan ongetwijfeld nieuwe stallen bouwen. Zoiets kan al snel twee jaar duren. Daarom moeten de landbouwers met een goedgekeurde aanvraag pas na het derde jaar aantonen dat ze de uitbreiding effectief gerealiseerd hebben en dat ze de daarbij horende mestproductie volledig verwerken.

Milieuverenigingen vrezen dat de uitbreiding mits mestverwerking en de handel in nutriëntenemissierechten de deur openzetten voor de industrialisering van het platteland, en dan vooral in West-Vlaanderen.
De nutriëntenemissierechten mogen vrij verhandeld worden over het hele Vlaamse grondgebied. Maar we stellen vast dat de overgrote meerderheid van de overnames zich afspeelt binnen dezelfde provinciegrenzen, en dat geldt ook voor de kustprovincie. Er is in elk geval geen rush aan de gang van de dierlijke productie richting West-Vlaanderen.

Maar het mestdecreet bevat geen hefbomen die dat per definitie onmogelijk maken.
Dat klopt, maar er is nog altijd de andere milieuwetgeving. We gaan ervan uit dat de gemeenten en provincies bij het uitreiken van vergunningen rekening houden met het lokale draagvlak voor de uitbreiding van veebedrijven. In het regeerakkoord kiezen de coalitiepartners trouwens resoluut voor goed ingeplante en dynamische familiebedrijven. Als er excessen dreigen, veronderstel ik dat de politieke wereld wel zal ingrijpen.

Nog een cruciaal onderdeel van het mestdecreet is de derogatie. In welke mate durft u spreken van een succes?
In 2007 wilden heel wat landbouwers een keertje proeven van deze maatregel, waardoor het aantal landbouwers met een derogatie in 2008 en 2009 op het eerste zicht spectaculair gedaald is. Maar het gaat uiteindelijk toch nog altijd om 3.500 boeren, een groep die de derogatie toepast omdat die broodnodig is voor de bedrijfsvoering. Het gaat vooral om melkveehouders, die doorgaans over nogal wat grond beschikken en hun mest liefst afzetten op die grond. In Nederland, een melkveeland bij uitstek, passen nog meer landbouwers afwijkende bemestingsnormen toe. Maar in vergelijking met landen zoals Duitsland en Oostenrijk is de derogatie bij ons wel degelijk een groot succes. Het is één van de cruciale sluitstukken om de mestbalans in evenwicht te houden. Zonder derogatie heeft de helft van onze melkveehouders een probleem.

Keerzijde van de medaille is dat de derogatie de mestdruk op de grond verhoogt?
Dat is niet correct. Aan de derogatie zijn strenge milieuvoorwaarden gekoppeld. Zo mogen boeren met soepelere bemestingsnormen slechts een beperkte fractie van hun dierlijke mest uitrijden in het najaar. En het is nu eenmaal beter voor het milieu om in het voorjaar, bij het begin van het groeizoen, 250 kilogram stikstof per hectare te gebruiken dan 170 kilogram in het najaar. Ook maatregelen zoals de verplichte voorteelt gras voor maïs en de inzaai van een groenbemester na het graan zijn belangrijk en beperken de risico’s op uitspoeling van stikstof. Het uitgangspunt van derogatie is meer dierlijke mest aanwenden zonder nadelige invloed voor het milieu.

2010 wordt een heel belangrijk jaar voor de derogatie?
De huidige regeling loopt eind volgend jaar af, en dus moeten we in de loop van 2010 de andere lidstaten en de Europese Commissie ervan overtuigen dat de Vlaamse landbouw goed op weg is om het mestprobleem op te lossen. Heel belangrijk is dat de waterkwaliteit langzaam verbetert en dat de nitraatresidu’s dalen. De Vlaamse Landmaatschappij zal er dan ook alles aan doen om een verlenging van de derogatie in de wacht te slepen. Buitenstaanders denken wel eens dat zo’n beslissing vooral op het niveau van de politiek genomen wordt, maar dat is een misvatting. In het nitraatcomité waarin afgevaardigden van alle Europese lidstaten zetelen, aarzelt men niet om zeer kritische vragen te stellen. De vorige keer hebben onze mensen er alles aan gedaan om op basis van een goed onderbouwd dossier de vereiste meerderheid achter het Vlaamse dossier te krijgen.

Voormalig milieuminister Hilde Crevits heeft boetes kwijtgescholden voor boeren met een te hoog nitraatresidu in de bodem. Is dat het juiste signaal naar overtreders toe?
Terugkomen op eerder genomen beslissingen, is nooit een goed signaal vanuit de overheid naar de burger. Maar de toenmalige minister heeft deze beslissing genomen omdat er te veel onenigheid was over de juistheid van de meetgegevens.

Crevits benadrukte dat de metingen van het nitraatresidu ook in de toekomst een hoeksteen blijven van het mestbeleid.
Uiteraard, want het is een manier om rechtstreeks het bemestingsgedrag van de landbouwers te meten. Uit de 500 audits die de Mestbank in 2008 uitgevoerd heeft, bleek in tachtig procent van de gevallen dat er een duidelijk verband bestaat tussen het bemestingsgedrag en de bekomen meetresultaten. Het meetsysteem bestaat trouwens al vele jaren. Eerst was het vooral van belang voor de uitbetaling van vergoedingen bij beheerovereenkomsten. De discussie over de precisie van de metingen is pas ontstaan van zodra er in het kader van het nieuwe mestdecreet boetes aan gekoppeld werden. Hoe groter de overschrijding, hoe zwaarder de boetes, en dus werd het plots erg belangrijk om zo correct mogelijke metingen uit te voeren. Bovendien kregen de boeren voor het eerst de kans om een tweede staalneming te laten uitvoeren. Dat leverde verschillende resultaten op, wat op zich ook niet onlogisch is omdat een bodem geen homogeen geheel is. Je moet altijd rekening houden met mogelijke afwijkingen van 15 à 20 procent.

Volgens Boerenbond-voorzitter Piet Vanthemsche had de Mestbank het probleem eerder moeten signaleren en oplossen. Waarom is dat niet gebeurd?
In 2007 hebben we voor het eerst vastgesteld dat de afwijkende resultaten in een beperkt aantal gevallen wel erg groot waren. Dus hebben we aan het VITO meteen de opdracht gegeven om tijdens de meetcampagne in 2008 te onderzoeken of ook andere factoren zoals de monsterneming en analysetechnieken van laboratoria bijdroegen tot de grote verschillen. De resultaten van dat onderzoek waren begin dit jaar bekend en werden besproken met de wetenschappers en met de landbouworganisaties. Toen is onder meer gebleken dat niet alle wetenschappers het eens zijn over welke meetmethode de beste is. En wat onze aanpak in dit dossier betreft: we konden onmogelijk sneller handelen.

Er werden maatregelen genomen om de meetcampagne dit najaar te kunnen hervatten?
Op basis van de studie heeft de Vlaamse Landmaatschappij beslist om de lijst met voorschriften aan te passen en de methode voor staalneming en analyse te verfijnen en te standaardiseren. Vanaf de komende campagne zullen alle laboratoria dus dezelfde methode moeten volgen, en in de loop van de komende maanden mogen ze trouwens ook een controle verwachten op de correcte toepassing ervan. Wij zullen de campagnes blijven evalueren en in overleg met alle betrokkenen bijsturen waar nodig.

Hoe groot is de kans dat de meetresultaten straks weer aangevochten zullen worden?
De nieuwe voorschriften zijn klaar, en geven wat ons betreft, de beste garanties voor een zo correct mogelijke bepaling van het nitraatresidu. Om de kans op betwisting door de landbouwers te verkleinen, hebben we trouwens een voorstel uitgewerkt om de standaardafwijkingen op de analyses van de meetresultaten te verrekenen.

Een delicate kwestie zijn de nitraatmaatregelen in de tuinbouw?
Bij de beheersing van het nitraatresidu in de groenteteelt moeten we inderdaad op een slappe koord dansen. Om voldoende kwaliteit te garanderen, vereisen deze teelten vaak een aanzienlijke stikstofvoorraad in de bodem tot op het moment van de oogst. Bovendien gaat het in veel gevallen om ondiep wortelende gewassen, waardoor vroeg toegediende stikstof die zich in diepere bodemlagen bevindt, niet meer kan opgenomen worden door de plant. De sector en de proefcentra zijn op zoek naar aangepaste technieken om zo scherp mogelijk en op het juiste tijdstip te kunnen bemesten. Maar zelfs dan blijft het een huzarenstukje om aan de norm van negentig kilogram stikstof per hectare te voldoen. Daarom is de Mestbank er voorstander van om voor deze specifieke teelten haalbare normen te voorzien, rekening houdend met de beste praktijken, de teelttechnische facetten en de milieu-impact. We hebben al een aantal concrete voorstellen gedaan die de nieuwe regering hopelijk van dienst kunnen zijn.

Het is ook geen sinecure om nitraatmetingen op groentepercelen correct uit te voeren?
De tuinders werken steeds vaker met band- of rijbemesting. In die gevallen is het belangrijk een aangepast bemonsteringspatroon te hanteren om te vermijden dat per ongeluk een groot deel van de stalen in de bemeste band of rij wordt genomen. Dat zou immers een vertekend resultaat opleveren. Ook hierover heeft de Mestbank een studie laten uitvoeren. De resultaten zullen trouwens al gebruikt worden bij de meetcampagne van dit jaar.

Dan is er ook nog de discussie over het tijdstip van de staalneming.
De Mestbank zorgt ervoor dat de metingen van het nitraatresidu op groentepercelen tijdens de laatste twee weken van de campagne plaatsvinden. De stikstof die groenten in oktober nog opnemen, wordt op die manier zeker niet in rekening gebracht bij de bepaling van het nitraatresidu.

Er was de voorbije jaren veel te doen over de begeleidende rol die de Mestbank moet spelen. Heeft u het gevoel dat de appreciatie op het terrein toeneemt?
Het mestprobleem is een uitdaging die de sector, de administratie en de politieke overheid sámen moeten aanpakken. Wij pleiten voor maximaal overleg tussen deze partners en een zo ruim mogelijke begeleiding van alle landbouwers die van goede wil zijn. Onze deur heeft voor hen altijd opengestaan, maar het verschil met vroeger is dat we hen nu actief tegemoet treden met individuele bedrijfsbegeleiding, voorlichtingsvergaderingen, rekenprogramma’s, enzovoort. In het Pajottenland hebben we bijvoorbeeld lokale zitdagen georganiseerd om te vermijden dat de boeren zich via de Brusselse ring naar ons provinciaal kantoor in Leuven moesten begeven. Bij de 500 audits die we vorig jaar uitvoerden, weigerde slechts één boer om mee te werken. We voelen dus wel dat het de goede kant opgaat met de perceptie van de Mestbank.

Anderzijds worden jullie nog regelmatig met de vinger gewezen.
Daarom blijven we er bij de landbouworganisaties op aandringen om samen met ons een aantal criteria op te stellen op basis waarvan de prestaties van de Mestbank objectief geëvalueerd kunnen worden.

Wat worden de komende jaren de belangrijkste uitdagingen voor de Mestbank en het mestbeleid?
We willen het partnerschap met de regering en de landbouwsector nog verstevigen en onze dienstverlening naar de sector toe verder uitbouwen. Er moeten ook nog een aantal uitvoeringsbesluiten van het mestdecreet uitgewerkt en goedgekeurd worden, waarna een eerste evaluatie zal volgen van de bestaande regels met het oog op vereenvoudiging. En heel belangrijk wordt natuurlijk de voorbereiding van het overleg met Europa over de verlenging van de derogatie voor de periode 2011-2014. We gaan ons vel duur verkopen om die vis op het droge te krijgen.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek