duiding

Dirk Nelen (Noordvlees Van Gool) en Patrick Vanden Avenne (Vanden Avenne)

duiding
"Ons geloof in de Vlaamse varkenshouderij staat buiten kijf"
13 april 2015  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:53
Lees meer over:

Waar de varkensmarkt in onze buurlanden al jaren beheerst wordt door grote slachterijgroepen, lijkt nu ook in ons land een ware consolidatiebeweging aan de gang. Niet alleen is er de recente aankondiging van Covalis en Westvlees om samen te fusioneren in de Belgian Pork Group, eerder al besloten agrovoedingsgroep Vanden Avenne en slachthuis Noordvlees Van Gool om hun slachterijactiviteiten te bundelen. Hun voornemen om in de Antwerpse Kempen een groot nieuw varkensslachthuis te bouwen, bewijst dat ze – ondanks de crisis – een toekomst zien voor de varkenshouderij in Vlaanderen. “Ons geloof in de sector staat buiten kijf. Vlaanderen is nog steeds een regio met een goed werkende supply chain en met zeer performante en professionele varkenshouders die kwalitatieve varkens afleveren”, zeggen Patrick Vanden Avenne, gedelegeerd bestuurder van Vanden Avenne uit Ooigem en Dirk Nelen, CEO van slachthuis Noordvlees Van Gool uit Kalmthout. “We zijn er dan ook van overtuigd dat dit slachthuis zal zorgen voor een betere marktpositie, wat zich hoe dan ook gaat vertalen in een betere prijs voor de producent.”

Vanden Avenne en Noordvlees Van Gool die samen een slachthuis opstarten. Dat verdient een woordje uitleg.
Patrick Vanden Avenne: Een tijdje geleden stuitten zowel wijzelf als Noordvlees Van Gool op een gebrek aan uitbreiding van de slachtcapaciteit op onze huidige locatie. De Lokery, het slachthuis in Lokeren dat wij in 2010 overnamen van Dobbels Quality, bevindt zich in de dorpskern en kreeg geen vergunning voor uitbreiding. Noordvlees Van Gool had hetzelfde probleem in Kalmthout. We kenden elkaar uiteraard voordien al, maar na de eerste gesprekken werd snel duidelijk dat een nieuw gezamenlijk slachthuis een win-win betekende voor beide groepen. In Oevel, waar ons dochterbedrijf Bens gelegen is, vonden we de ideale terreinen voor het slachthuis dat de naam Sus Campiniae zal dragen. Dat is Latijn voor Kempens varken.
Dirk Nelen: Van concurrentie is geen sprake. Wij werken perfect complementair en onze strategieën zijn niet concurrerend. Noordvlees verkoopt varkenskarkassen en Bens, onderdeel van Vanden Avenne, verwerkt karkassen tot halffabricaten. Door samen te werken kunnen we onze droom realiseren: een nieuw slachthuis dat onmiddellijk de schaalgrootte heeft om in de Europese liga van de groten mee te spelen.

Wanneer moet het nieuwe slachthuis operationeel zijn?
Vanden Avenne: De plannen zijn klaar en de aannemers wachten op ons signaal om aan de bouw te beginnen. Ze hebben ons verzekerd dat het slachthuis er op één jaar zal staan: van de eerste spadesteek tot ingebruikname. Momenteel voorzien we midden 2016 operationeel te zijn, maar alles hangt af van hoe snel we onze milieuvergunning krijgen. De deputatie gaf onlangs groen licht, maar ondertussen is er weer beroep aangetekend. We hebben net zoals op onze huidige locaties af te rekenen met buurtprotest.

sus campiniae1_geVILT.jpg

Heeft de niet al te beste reputatie van onder meer slachthuis De Lokery daar iets mee te maken? Recent waren er veroordelingen voor inbreuken op de milieuvergunning en voor fraude.

Vanden Avenne: Die ‘niet al te beste reputatie’ wil ik even nuanceren. De inbreuken op de milieuvergunning dateren allemaal van voor onze overname in 2010, toen De Lokery nog in handen was van de groep Dobbels. Zij kunnen dus moeilijk op ons conto geschreven worden. En dat zogenaamde fraudedossier gaat helemaal niet over fraude. De leveranciers van de varkens werden steeds correct betaald en geen enkele leverancier heeft zich burgerlijke partij gesteld in deze zaak of een schadevergoeding geëist. De veroordeling is bovendien nog niet definitief, want de zaak moet nog in beroep voorkomen. De reputatie van het slachthuis en van Bens is in deze onberispelijk. Het buurtprotest bij de uitbreidingsplannen had dus niks te maken met deze zaken, maar alles met het fameuze ‘Not In My Backyard’-syndroom’. Hoewel gelegen op industriegrond, is het slachthuis omsloten door een woonwijk. Bij de overname van het slachthuis hebben wij onze groeiplannen duidelijk gecommuniceerd naar het stadsbestuur. Dat was meteen zeer enthousiast, maar na de verkiezingen van 2012 veranderde die houding onder druk van een beperkte groep omwonenden. Het was een strijd die we niet konden winnen, vandaar dat we onze plannen nu in Oevel willen realiseren.

Waarom kiezen jullie voor Oevel? In Duitsland of andere Oost-Europese landen ligt de loonkost toch een stuk lager?
Vanden Avenne: Wij blijven ook geloven in onze thuismarkt. Vlaanderen is nog steeds een regio met zeer performante en professionele varkenshouders die kwalitatieve varkens afleveren. In een straal van 300 km rond het bedrijf ligt een afzetmarkt die koopkrachtig is en naar kwaliteit vraagt. Bovendien werd de versnijderij van Bens pas in 1999 hier in Oevel gebouwd. Als we het slachthuis naast onze huidige site kunnen realiseren, sparen we heel wat transportkosten uit. Daarnaast heeft de site nog voordelen: een goede ontsluiting via de E313 met een afrit vlakbij en via het Albertkanaal en geen bebouwing in de nabije omgeving.
Nelen: Voor ons is de ligging ideaal voor de export naar Duitsland en Polen. Uiteraard blijft loonkost een belangrijk gegeven, maar het nieuwe slachthuis zal de laagste arbeidstijd per geslacht varken realiseren in Europa. Loonkost wordt dus een relatief begrip in dit dossier. Al staat wel vast dat de loonkostenhandicap een blijvend nadeel is voor de Belgische vleesindustrie. De invoering van het minimumloon in Duitsland heeft dit probleem niet opgelost. De arbeidskost ligt er nog altijd de helft lager dan in ons land.

Met dit slachthuis nemen jullie een plaats in de top tien van Europa in. Gaan jullie daardoor een betere prijs kunnen afdwingen op de markt?
Nelen: Daar gaan we van uit. Enerzijds spelen er kostprijsvoordelen en anderzijds zorgt deze schaalgrootte voor een betere marktpositie. Dat moet zich uiteindelijk vertalen in een betere prijs voor de producent.

Als we niet zouden geloven in een duurzame toekomst voor de varkenshouderij, zouden we met dit project nooit van start gaan.

Jullie zien de varkensprijs dus positief evolueren?
Vanden Avenne: Inderdaad. Ook op korte termijn lijkt een hogere varkensprijs geen utopie. Voor 2015 verwachten we een basisprijs Westvlees van 1,05 euro per kilo levend gewicht. Als we niet zouden geloven in een duurzame toekomst van de varkenshouderij in Vlaanderen, dan zouden wij nooit met dit project van start gaan. Ondanks de handicap van hogere mestafzetkosten blijft de Vlaamse varkenshouder kwalitatief en kostprijsmatig tot de Europese top behoren. Het zijn ook de gebieden met veel varkens in Europa – zoals Duitsland, België, Denemarken, Nederland en Spanje – waar geïnvesteerd wordt in de sector, dat de toekomst ligt. Neem nu Frankrijk waar de investeringen door de crisis de jongste jaren op een zeer laag pitje staan: dat land is aan het wegglijden tot een importland voor varkensvlees, stel je voor.
Nelen: Wij kruisen wel onze vingers opdat het PED-virus de komende periode geen roet in het eten gooit. Als die ziekte leidt tot heel wat sterfgevallen op de bedrijven, dan zou het wel eens kunnen dat alle spelregels van vraag en aanbod tijdelijk oververhit geraken. Voor de rest verwachten we wel een gunstig effect van de stijging van de dollar op de afzetmogelijkheden voor ons vlees. En de export naar Rusland kan er alleen maar op vooruitgaan. Al blijft het een grote vraag wanneer die kan hernemen.
Vanden Avenne: De importstop van Rusland die voor varkensvlees al eind januari vorig jaar inging (als gevolg van de Afrikaanse varkenspest, nvdr), heeft ons inventief gemaakt. Voor de boycot was Bens de grootste Belgische leverancier in Rusland. Ondertussen hebben we voor het volume dat we verloren door sluiting van de Russische markt al nieuwe afzet gevonden in onder meer Korea en de Filippijnen. Dus eens Rusland opnieuw opengaat voor varkensvlees, zal de vraag plots de hoogte ingaan, met positieve gevolgen voor de prijs.

Een lichter varken is een minder economisch varken dat bovendien niet marktconform is.

In tussentijd moeten de varkenshouders het verder uitzweten. Hoe komt het dat voorstellen als een prijsindex of aanbodbeheersing geen ingang vinden in de sector?
Nelen: Wij willen elke maatregel overwegen, maar het moet haalbaar zijn. Wij produceren nu eenmaal in een Europese context, want meer dan twee op drie varkenskarkassen worden uitgevoerd. Als je weet dat er in Duitsland jaarlijks 60 miljoen varkensslachtingen zijn tegenover 11 miljoen in België, dan hoeft het niet te verwonderen dat de Duitse spelers de prijs bepalen. Als er dus maatregelen getroffen worden, moet dit op Europees niveau gebeuren. Aan aanbodbeheersing door middel van het slachten van varkens met een lager gewicht, kunnen wij enkel meedoen als dit Europees geregeld wordt. Maar besef wel dat de slachtkost per kilo vlees stijgt wanneer een varken sneller geslacht wordt. Voor de varkenshouder weegt de biggenprijs veel zwaarder door bij een varken met minder gewicht. En naast een minder economisch varken hebben we ook een varken dat niet marktconform is. Onze klanten zijn immers geen vragende partij voor lichtere varkens.
Vanden Avenne: De prijsindex is een maatregel die werkt voor de rundveesector omdat ons land geen netto-exporteur is voor rundvlees. Op vandaag wordt de prijs van het varken bepaald in Duitsland. Zo’n index zal daar niets aan veranderen.

De schuldenlast stapelt zich op heel wat varkensbedrijven steeds verder op. Vooral bij veevoederfirma’s zouden heel wat varkenshouders uitstaande schulden hebben. Klopt dat, meneer Vanden Avenne?
Vanden Avenne: Laat mij eerst en vooral benadrukken dat de grote meerderheid van de varkensbedrijven wél de afgesproken betalingstermijnen stipt blijft nakomen. Maar dat neemt niet weg dat de schuldenlast van sommige bedrijven ook voor mij een zorg is. Een veevoederfirma beschouwen als een bankier zonder waarborgen, is niet gezond. Voor ons niet en voor de varkenshouder niet. Vandaar dat we proberen om in samenspraak met de varkenshouder de gepaste maatregel te nemen van zodra zich betalingsproblemen voordoen. We stellen kredietlimieten in die rekening houden met de bedrijfsgrootte en de door ons maximaal toegestane termijn. Van zodra die limiet wordt overschreden, wordt niet meer geleverd. Ik weet dat er verhalen de ronde doen dat veevoederfirma’s grond van varkenshouders in beslag laten nemen om hun schulden af te lossen, maar dat zijn fabeltjes. Wij zijn geen grootgrondbezitters geworden. Bovendien is grond dood geld voor ons. We kunnen daar bedrijfsmatig niet mee weg.

Ik vermoed dat de rechtstreekse integratie via de veevoederfabrikant rond de 25 procent ligt.

Een ander verhaal dat je hoort, is dat van de integratie. Door de malaise in de sector zouden steeds meer varkensbedrijven in handen van integratoren komen?
Vanden Avenne: Met integratie is niets mis. Zoals in vele andere takken van de landbouw – denk maar aan de industriegroenten – staat het de producent vrij om over zijn producten contractuele afspraken te maken. Soms zijn banken zelfs vragende partij voor afdekking via contracten bij grote investeringen. Een vleesvarkenshouder kan contractuele afspraken maken met een slachterij of met de leverancier van biggen of voeder. Ik vermoed dat de rechtstreekse integratie via de veevoederfabrikant rond de 25 procent ligt. Ik benadruk wel dat het om een aanvoelen gaat, correcte cijfers heb ik daar niet over. Voor onze groep kan ik wel concrete cijfers voorleggen: Bens wordt voor acht procent beleverd met varkens uit de Vanden Avenne-integratie en voor ruim 30 procent uit de integratie van zeugenbedrijven. Het aantal vleesvarkensbedrijven dat onder contract ligt van Vlaamse of Nederlandse zeugen- of halfgesloten bedrijven is de laatste jaren wel fors opgelopen. Het lijkt mij ook een gezonde, toekomstgerichte vorm van produceren. Een zeugenbedrijf als kern met een aantal satelliet-vleesvarkensbedrijven is een goed model naar kwaliteit en efficiënt management. Die vorm van integratie waarbij je een soort van gesloten bedrijf maakt gespreid over verschillende locaties, zal nog groeien.

Heeft de lage varkensprijs van de laatste jaren impact op jullie bedrijfsvoering?
Vanden Avenne: Geef ons maar hoge varkensprijzen. Die situatie is veel gezonder, want de marges zijn veel zwakker bij lage dan bij hoge prijzen. Die laatste wijzen immers op schaarste en dan ben je als verkoper aan zet.
Nelen: Neem nu de eerste drie weken van dit jaar. Die waren voor de slachthuizen barslecht. We hebben de dalende verkoopprijzen niet of niet volledig doorgerekend aan de producent en hebben dus behoorlijk wat verlies moeten slikken. Ook voor ons is de actuele trend van stijgende prijzen een goede zaak omdat de marges zo kunnen normaliseren.

varkenskarkassen slachthuis_Noordvlees Van Gool_geVILT.jpg

Xavier Gellynck, professor aan de UGent, zei eerder in een interview met VILT dat het gebrek aan waardecreatie het grootste probleem is van onze landbouw. Varkens als karkas of in deelstukken exporteren levert inderdaad weinig toegevoegde waarde op.
Nelen: Het verhaal is toch iets genuanceerder dan dat. De toegevoegde waarde van het varken heeft zich verplaatst naar het vijfde kwartier. Vooral de Aziaten zijn dol op wat bij ons als slachtafval wordt beschouwd. De edele delen worden relatief minder gevaloriseerd. Maar ook voor de karkasverkoop zijn er nog nieuwe markten met toegevoegde waarde te vinden, alleen liggen ze iets verder van huis. Om toegevoegde waarde te creëren, heb je bovendien niet alleen de opbrengstzijde. Ook aan de kostenzijde kan je werken, bijvoorbeeld door in een efficiënter slachthuis te investeren.

Het ontbreekt ons vaak aan politieke druk om nieuwe markten open te krijgen.

Kweken we wel het juiste varken? Kunnen we met “onze hoogwaardige bulkproductie” concurreren met de wereldmarkt?
Patrick Vanden Avenne: Marcel Laeremans, CEO van Bens, zegt soms voor de grap dat hij het liefst varkens met twee koppen en acht poten zou hebben (lacht). We zien wel dat er op onze thuismarkt een beweging op gang komt om een meer gedifferentieerd aanbod van een ‘beter’ varken te krijgen, met varkensvlees dat gezonder, duurzamer en smakelijker is. Dat is een opportuniteit waar onze sector moet op inspelen. Maar we moeten daar eerlijk in zijn, zoiets blijft een niche. In de lokale markt zit ook geen groei.
Nelen: De uitdaging blijft dus om met onze hoogwaardige bulkproductie een wereldspeler te blijven. We zijn daar helemaal niet kansloos, integendeel. We hebben een goed vermarktbaar varken. We moeten als Vlamingen dus geen minderwaardigheidscomplex hebben. Maar het ontbreekt ons vaak aan politieke druk om markten open te krijgen voor Belgische producten. België wordt op vlak van voedselveiligheid en traceerbaarheid als top beschouwd, maar toch levert ons dat te weinig toegang op tot nieuwe markten. Je zal zien, eens de Russische markten een opening vertonen voor Europees varkensvlees zullen de Nederlanders en de Duitsers de eersten zijn om de export te vervatten. Wij zullen weer achterop hinken. In dat kader zijn handelsmissies en diplomatieke onderhandelingen onontbeerlijk.

De varkenskolom heeft veel potentieel op vlak van rendabiliteit, voor alle schakels.

Hoe ziet de varkenskolom er volgens jullie over pakweg 20 jaar uit?
Vanden Avenne: Ik verwacht dat we tot een geprofessionaliseerd samenspel tussen de verschillende schakels in de varkenskolom zullen komen. De schaalvergroting zal zich in heel de keten verder zetten. Zowel het aantal varkenshouders, het aantal toeleveranciers als het aantal afnemers van varkens zal dalen en de professionalisering zal toenemen. De recent aangekondigde fusie tussen Covalis en Westvlees ligt dan ook in de lijn van de verwachtingen. Bedrijven hebben voldoende schaal nodig om competitief te zijn op Europees en wereldniveau. Dat was ook onze logica toen we tot samenwerking besloten. Daarnaast verwacht ik ook in de vleeswarenproductie nog een kleine aardverschuiving. Heel wat kleinere spelers zullen stoppen. Maar ik wil wel één ding duidelijk stellen: minder varkenshouders betekent niet minder varkens. Meer nog, over 20 jaar zie ik ons per zeugenplaats meer kilo’s varkensvlees realiseren.
Nelen: De overblijvers in de keten zullen op een meer gelijkwaardige manier met elkaar in contact treden. Daarmee bedoel ik niet dat integratie de toekomst is, maar wel een model van contractuele afspraken tussen onafhankelijke schakels in de varkenskolom waarbij iedere schakel aan zijn trekken komt omdat hij onmisbaar en groot genoeg is om respect af te dwingen van de partners in de kolom. De varkenskolom heeft veel potentieel op vlak van rendabiliteit, voor alle schakels. En de concentratiebewegingen zullen er ook voor zorgen dat de opening van nieuwe markten sneller wordt gerealiseerd.
Vanden Avenne: Consolidatie en schaalvergroting hoeft dus geen slecht nieuws te zijn voor de varkenshouders. Uiteraard zullen er minder afnemers van hun varkens zijn, maar het zullen wel degelijke bedrijven zijn die kunnen overleven in een mondiale markt. En het zijn nog altijd Belgische kopers, dat is onmiskenbaar beter dan afhankelijk te zijn van Duitse, Nederlandse of Deense spelers.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek