Dirk Lips en Josse De Baerdemaeker (VILT)
duidingDirk Lips ruilde het afgelopen jaar een job als afdelingshoofd aan de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Campus Waas in voor een managementfunctie in de zorgsector. Josse De Baerdemaeker ging op emeritaat na een 30-jarige carrière als professor aan de K.U.Leuven. Twee mannen op een scharniermoment in hun leven. Dat moment werd nog eens versterkt door het voorzitterschap van VILT. Sinds 1 oktober is Dirk Lips voorzitter af en kreeg Josse De Baerdemaeker er een titel bij. We laten hen samen vooruitblikken op de toekomst van de Vlaamse land- en tuinbouw. Het werd een gesprek over bejaarden op landbouwbedrijven, virtuele ruilverkavelingen, regengevoede landbouw, moeilijke afzetstructuren en vooral over passie voor landbouw.
Dat de Vlaamse land- en tuinbouwsector voor grote uitdagingen staat, wordt tot vervelens toe herhaald. Wat zijn volgens jullie die grote uitdagingen?
Josse De Baerdemaeker: In de eerste plaats denk ik aan de problemen die boeren ondervinden om op lange termijn een stabiel en degelijk inkomen te verwerven in een versnipperde productieomgeving. Daarnaast is er volgens mij ook nood aan een wijziging van de structuur van landbouwbedrijven. Kijk maar naar de leeftijdspiramide: je hebt steeds minder jonge landbouwers. Dat zal in grote mate de schaalvergroting in de hand werken, maar dat is niet de enige piste. Ik zie ook kansen voor deeltijdse landbouw. Daarnaast geloof ik dat nieuwe technieken kansen bieden om op een heel andere manier aan landbouw te doen. Door de GPS bijvoorbeeld hoeft een perceelsgrens geen grens meer te zijn. In Duitsland ontstaan er nu initiatieven rond virtuele ruilverkavelingen. Grote blokken worden gezamenlijk bewerkt, terwijl iedereen het inkomen uit zijn eigen perceel behoudt. Dat is ook een goede manier om bedrijfsversnippering bij een erfenis tegen te gaan. Een andere tendens die volgens mij kansen inhoudt voor de land- en tuinbouw, is het tewerkstellen van bejaarden. Onder meer in de tuinbouwsector zie je dat er vaak een tekort is aan arbeid. Mensen die net gepensioneerd zijn, zijn vaak nog gezond genoeg om te werken. Bovendien is werken met planten en dieren iets waar oudere mensen nog plezier aan kunnen beleven.
"Een perceelsgrens hoeft geen grens meer te zijn."
Zie jij dezelfde uitdagingen, Dirk?
Dirk Lips: Naar mijn mening bestaat de grootste uitdaging erin om te produceren op een manier die zo weinig mogelijk negatieve impact heeft op het ecosysteem. Dit is ook de enige richting waarin we kunnen evolueren, want de bevolking neemt in sneltempo toe en het landbouwareaal blijft min of meer gelijk. Wat Josse zegt over mensen in de zorgsector tewerkstellen in de landbouw, vind ik vanuit mijn nieuwe functie een waardevol idee. De rusthuizen zelf zullen op termijn vooral zwaar hulpbehoevende bejaarden opvangen, zoals dementen. Daarnaast is er nog een heel segment relatief jonge, gezonde senioren die misschien wel nood hebben aan een extra inkomen. Zij hebben vaak ook de tijd en de wil om te werken. Tot de jaren ’70 was dit nog een normale gang van zaken, ondertussen kennen we dit niet meer. Maar ik denk wel dat het een haalbare optie is. Al moeten we realistisch blijven en beseffen dat we hiermee de wereldbevolking niet van voedsel zullen voorzien. Naast schaalvergroting, zal ook intensivering een belangrijke piste worden voor de Vlaamse landbouw.
"Vlaamse landbouw kan een labo zijn voor de wereld."
Sinds kort zijn we met zeven miljard. Tegen 2050 met negen miljard. De voedselproductie zou daardoor met 70 procent moeten groeien. Kan de landbouw deze groei bijhouden?
Dirk Lips: Gemakkelijk zal het zeker niet zijn, want 70 procent uitbreiding van de landbouwproductie in 40 jaar, dat hebben we nog nooit gezien in de wereldgeschiedenis. Er zijn verschillende terreinen waarop gewerkt moet worden. Enerzijds moet de productie geoptimaliseerd worden in de regio’s waar dat nog niet het geval is, zoals Oekraïne. In andere regio’s moet vooral aan intensivering gewerkt worden. Daarnaast is het ook belangrijk dat men het areaal probeert te vergroten door bijvoorbeeld planten aan te passen aan droogte- of kouderesistentie. Tot slot kan ook de aquacultuurproductie nog uitbreiden.
Josse De Baerdemaeker: Ik denk dat er ook grote vooruitgang geboekt kan worden als we de voedselverliezen kunnen terugdringen. In de Westerse wereld kan dat onder meer door verspilling tegen te gaan, in de ontwikkelingslanden moet er eerder gewerkt worden op vlak van bewaring. Volgens berekeningen gaat vandaag zo’n 30 procent van wat landbouw produceert, verloren. Hiermee zou al bijna de helft van de bevolkingsaangroei gevoed kunnen worden. Maar ik denk dat we in de productiegroei ook op grenzen zullen stuiten, en daarbij denk ik vooral aan het gebrek aan water. Verkwisting tegengaan is één zaak, maar er voor zorgen dat je minder water nodig hebt om vlees, tarwe, aardappelen of fruit te produceren, kan ook helpen. Voor dit laatste moeten we rekenen op de veredelaars.
In welke mate zullen de Vlaamse boeren en tuinders hun steentje bijdragen aan deze verhoging van de voedselproductie. Zal er over 40 jaar nog ruimte zijn voor landbouw?
Josse De Baerdemaeker: Misschien is dit een vraag waar vooral ruimtelijke planners een antwoord kunnen op bieden. Maar als je het mij vraagt, is de sector gewoon te belangrijk om af te schaffen. De groene longfunctie van landbouw mag je absoluut niet onderschatten en anderzijds is het een heel goed recyclage-instrument. Heel wat afval kan als grondstof dienen voor landbouw.
Dirk Lips: De vraag die we ons moeten stellen, is waar je vandaag nog regengevoed aan landbouw kan doen. Wel, Noordwest-Europa is één van de schaarse regio’s in de wereld waar dat nog kan. Dus is het niet alleen ethisch, maar ook economisch belangrijk om de landbouw hier te behouden. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat Vlaanderen een echt labo kan zijn voor de wereld, een voorbeeld van hoe je intensief, maar toch duurzaam kan boeren.
Josse De Baerdemaeker: We mogen ook de nabijheid van een grote consumentenmarkt niet uit het oog verliezen: in een straal van 300 kilometer rond Vlaanderen bevinden zich 300 miljoen consumenten. Naar duurzaamheid toe wil dat ook wat zeggen.
"Bij landbouwers leeft onterecht de angst dat ze minder verdienen als ze samenwerken."
Houdt de stijgen de vraag naar voedsel ook kansen in voor een eerlijkere prijs voor de boer?
Dirk Lips: Voor een stuk hebben beiden met elkaar te maken, zeker als we opnieuw in een markt met tekorten terechtkomen. Maar een eerlijke prijs heeft vooral te maken met afzetstructuren. Als je als versnipperde producent aan steeds maar sterker gefusioneerde afnemers moet leveren, dan heb je weinig te zeggen over de verkoopprijs. Hiervoor een oplossing bedenken, is niet simpel. Anders hadden we het al lang opgelost. Bij landbouwers leeft ook nog te vaak de angst dat ze minder gaan verdienen als ze samenwerken. Onterecht natuurlijk.
Josse De Baerdemaeker: Het gebrek aan marktmacht speelt de landbouw inderdaad parten. Misschien dat er een nieuwe generatie landbouwers komt die individualisme minder hoog in het vaandel zal dragen. Moesten we hier in Vlaanderen een beetje meer de commerciële ingesteldheid hebben van Nederlandse boeren, dan zou het wel lukken om grotere entiteiten in de markt te brengen.
Dirk Lips: Een ander oud zeer dat je gerust ook één van mijn stokpaardjes kan noemen, is de opleiding en vorming van onze boeren. Alle aandacht gaat naar productie, technische resultaten en kostprijsreductie, maar het onderwijs en de naschoolse vorming heeft veel te weinig aandacht voor afzet, marktmacht en prijsvorming.
Hoe zien jullie het maatschappelijk draagvlak voor de land- en tuinbouw de volgende jaren evolueren?
Dirk Lips: Het draagvlak is de afgelopen jaren al gegroeid en dat zal het de komende jaren nog doen. Dat heeft voor een deel te maken met de groei van de wereldbevolking: hoe groter de nood aan het product dat je voortbrengt, hoe meer het gewaardeerd wordt. Daarnaast mogen we de inspanningen die gebeurd zijn, niet uit het oog verliezen. De natuur en de biodiversiteit zijn er de afgelopen jaren echt op vooruitgegaan. Toen ik een kind was, zag je nauwelijks nog vossen of roofvogels in het Vlaamse landschap. Dat is nu helemaal anders.
Josse De Baerdemaeker: Als boeren nog meer eerlijke productiemethoden gaan gebruiken en als daar ook over gecommuniceerd wordt, dan zal het draagvlak inderdaad verder toenemen. Landbouwers moeten ook beseffen dat hier voor hen een taak is weggelegd. Neem nu modder op de weg: zoiets kan voor enorme frustraties zorgen bij burgers, zeker wanneer dit leidt tot ongevallen. Het zijn vaak kleine dingen die je een goed of slecht imago bezorgen.
"Landbouw heeft altijd meer gedaan dan alleen produceren."
Is de landbouwer van de toekomst meer en meer een dienstverlener dan producent? Het nieuwe GLB lijkt in elk geval nog meer die richting uit te gaan.
Dirk Lips: We moeten sterk oppassen om dit zo voor te stellen. Het is pas na de Tweede Wereldoorlog dat de focus zo eng is komen te liggen op voedselproductie. De rest van de geschiedenis heeft landbouw altijd meer gedaan dan alleen maar produceren. De sector is altijd een gebruiker van grote stukken van de ruimte geweest en heeft de verantwoordelijkheid gehad om die ruimte te onderhouden. Ook is landbouw altijd al een werkgever geweest, vaak van mensen die het moeilijk hadden om een plaats te vinden in de maatschappij. Wie het tegendeel beweert, miskent een groot stuk van onze landbouwgeschiedenis.
Josse De Baerdemaeker: De evolutie naar meer dienstverlening vind ik positief. Naar mijn mening speelt landbouw een zeer belangrijke rol in het aangenaam houden van het platteland.
Dirk, hoe heb jij het imago van de Vlaamse land- en tuinbouw zien veranderen tijdens jouw voorzitterschap?
Dirk Lips: Daar bestaat geen twijfel over: het imago is zeker verbeterd de afgelopen zes jaar. Volgend jaar laat VILT een nieuw imago-onderzoek uitvoeren. Ik ben ervan overtuigd dat dit de stijgende lijn verder zal aantonen. Ik heb heel wat ten gunste zien veranderen tijdens mijn voorzitterschap. Zo is duurzaam produceren echt een kernbegrip geworden in de sector. Dat merk je ook aan de toegenomen biodiversiteit. Daarnaast is ook de communicatie over landbouw verbeterd. We doen het dus niet alleen beter, we zeggen ook wat er verbeterd is. Helaas zijn er ook minder gunstige evoluties vast te stellen. Dan gaat het vooral over de marges. Steeds meer landbouwers hebben problemen om een volwaardig inkomen uit hun activiteiten te halen. De landbouw heeft het heel moeilijk om op veranderingen in marktvragen in te spelen. Ook kampen sommige sectoren met overproductie en te pas en te onpas duiken er crisissen op waar we geen vat op hebben. Er is dringend nood aan grondig denkwerk over hoe we onze afzetpositie kunnen verbeteren. Daarnaast denk ik dat een goed landbouwbeleid meer dan ooit onontbeerlijk is voor onze landbouwers. Niet alleen voor onze landbouwers trouwens, maar ook voor de rest van de wereldbevolking.
"Informatie moet altijd en overal beschikbaar zijn."
Josse, hoe vergaart de modelboer van de toekomst informatie? Welke rol zie je nog voor VILT weggelegd?
Josse De Baerdemaeker: Ik stel vast dat we vandaag geconfronteerd worden met een zeer snelle verandering van de informatiedrager: pc, laptop, gsm, smartphone, I-pad,… De evoluties volgen elkaar in sneltempo op. Informatie moet altijd en overal beschikbaar zijn. Het enige nadeel is dat het vaak moeilijk in te schatten is hoe betrouwbaar die informatie is. Daar zie ik een belangrijke rol voor VILT weggelegd: duiden, nuanceren, dieper graven,… Op die manier zorgt VILT ervoor dat iedereen die professioneel betrokken is bij de land- en tuinbouwsector beschikt over objectieve en correcte informatie. Anderzijds moet VILT ook informatie over landbouw en zijn productieprocessen tot bij een groot publiek krijgen. Alle mogelijke dragers moeten daarbij gebruikt worden, denk maar aan Facebook, Twitter, blogs, enz.
Dirk, gaan we jou nog tegenkomen in de sector?
Dirk Lips: De switch in mijn professionele bezigheden staat los van mijn beslissing om afstand te nemen van het voorzitterschap van VILT. Na twee termijnen van drie jaar leek mij de tijd rijp voor een nieuwe wind. Bovendien vond ik ook dat mijn taak bij VILT er min of meer op zat. De afgelopen jaren onderging de organisatie een grondige metamorfose met een duidelijke structuur, een gemotiveerd team en waardering voor het werk dat wordt afgeleverd, als resultaat. Maar natuurlijk blijft landbouw één van mijn belangrijkste passies. Ik ben nog steeds voorzitter van Boeren op een Kruispunt en van de Raad voor Dierenwelzijn. Hoewel ik dit wat aan het afbouwen ben, zal ik ook op geregelde tijdstippen het Vlaamse land nog afschuimen om lezingen te geven over landbouwonderwerpen. Het project over keizersneden bij Belgisch wit-blauw blijf ik eveneens van zeer nabij volgen. De kans is dus zeer groot dat we elkaar nog tegenkomen.