Biodieselflop inspireert voor nieuwe toepassingen
nieuwsHet metaalconstructiebedrijf Indinox bouwde vijf jaar geleden een installatie die zowel olie van de eerste generatie (b.v. koolzaadolie) als olie uit afvalstromen (b.v. frituurolie) in recordtijd kon omzetten naar biodiesel. Dat oogde veelbelovend, maar uit het relaas van de zaakvoerder in De Tijd blijkt dat het biodieselverhaal een flop werd. Met een plantaardig cosmetica-ingrediënt als eindproduct lonkt nu toch de winst.
De revolutionaire installatie voor de productie van biodiesel werd in 2007 gebouwd door Indinox. Partner en onderzoeksinstelling VITO nam toen een patent op de beloftevolle technologie. Zij kwamen bedrogen uit. "De afvalverwerkers in België verkochten hun olie liever aan het buitenland. De kritiek op biodiesel van de eerste generatie groeide en er kwamen quota die verdeeld werden onder de bestaande biodieselfabrikanten. Vandaag is de productie van biodiesel door de lagere subsidies nog amper rendabel", vertelt Sam De Schepper, zaakvoerder van Indinox.
De Schepper ging op zoek naar nieuwe toepassingen voor de installatie en kwam bij squalene uit. Dat is onder meer in griepvaccins en cosmetica terug te vinden. Vandaag wordt het gehaald uit de lever van bedreigde diepzeehaaien. De bestaande extractieprocessen om squalene te winnen uit plantaardige oliën zijn erg duur en tijdrovend. Over maximaal een half jaar wil Eco Treasures, een zusterbedrijf van Indinox, beginnen met de industriële extractie van de 'haaienlevertraan' uit olijfolie. "Met onze installatie kunnen we dat als enige ter wereld wel betaalbaar en snel", zegt De Schepper.
Met het alternatief voor de haaienlevertraan heeft Eco Treasures een schaars product in handen. De prijs van squalene bedraagt nu zo'n 50.000 euro per ton, terwijl biodiesel amper 1.000 euro per ton opbrengt. De productiekosten bedragen voor beide eindproducten zo'n 80 euro per ton.
Bron: De Tijd