Belangenorganisaties voor de klas: Misleidend of informatief?
ReportageNiet enkel de onderwijskoepels bepalen wat uw kind wordt aangeleerd. De Nederlandse Reclame Code Commissie (RCC) heeft natuurorganisatie Greenpeace op de vingers getikt voor het aanbieden van misleidende informatie in haar lespakketten. Ook in België bieden privé-organisaties en bedrijven workshops en cursussen aan in scholen. Loert ook hier het gevaar voor desinformatie om de hoek?
Een gastles van een privé-organisatie kan voor vele scholen een meerwaarde betekenen. Vaak gaat het om instanties die beschikken over een expertise die verder reikt dan de aangeboden kennis in een handboek, of het vermogen van de leraar. Maar waar handboeken van scholen doorgaans een rigoureuze factcheck doorlopen, is dit voor deze workshops niet het geval.
Vrijheid van onderwijs
“Vanuit de overheid is er geen instantie die lesmateriaal screent”, zegt Michael Devoldere, woordvoerder van onderwijsminister Ben Weyts (N-VA). “Het zou zeer gevoelig liggen moest zoiets wel bestaan. Als er morgen een overheidsinstantie wordt ingeroepen die bestempelt wat wel en niet onderwezen mag worden, dan zal dat snel worden aanzien als censuur.”
Volgens Devoldere moet de vrijheid van onderwijs bovenal bewaard blijven. “In dat opzicht hebben de scholen veel vrijheid en autonomie om zelf keuzes te maken”, zegt hij.
En dus hebben leraren ook de vrijheid om de expertise van externe organisaties te betrekken in hun klaslokaal. “Er zijn veel lobbygroepen die lesmaterialen aanmaken”, zegt Devoldere. “Denk maar aan banken, organisaties als Boerenbond, GAIA of middenveldorganisaties die zich bezighouden met LGBT-belangen. Ik denk dat een leerkracht de info van lobbygroepen - hoe nobel hun doelen ook mogen zijn - best kritisch benadert. Want altijd zullen ze vanuit hun eigen invalshoek vertrekken. Onze vrijheid van onderwijs rekent dus op een hoge mate aan zelfregulering en zelfcorrectie. Leraren wisselen lesmaterialen en hun gebruikerservaringen uit met elkaar. We faciliteren dat met ons platform Klascement, waar tienduizenden leraren online hun ervaringen met bepaalde cursussen en workshops delen. Zo zien we een hoge mate aan autocorrectie, waar eenzijdige en foutieve informatie snel wordt weggefilterd.”
Ik denk dat een leerkracht de info van lobbygroepen - hoe nobel hun doelen ook mogen zijn - best kritisch benadert
“Heel recent zijn we ook begonnen met de kwaliteitsalliantie, een overlegplatform waar we onderwijsverstrekkers en uitgeverijen samenbrengen om kwaliteitscriteria af te spreken”, zegt Devoldere. “Maar dat is heel voorzichtig en aftastend binnen de grenzen van de vrijheid van onderwijs. Vanuit de staat zeggen wat goed en slecht lesmateriaal is, dat ligt in ons systeem erg gevoelig.”
Wanneer een burger de overheid vraagt om in te grijpen in een lespakket, wordt dit de facto geweigerd. “Bij vele ouders liggen bepaalde onderwerpen heel gevoelig, zoals bijvoorbeeld de koloniale geschiedenis of seksuele opvoeding. Sommigen vinden dan de weg naar ons om dit aan te kaarten. Maar alles wat een pedagogische keuze is vanuit de school, daar heeft de overheid niet veel aan te zeggen.”
GAIA voor de klas
Ouders en leerlingen moeten dus vooral rekenen op het gezond verstand van leraren en onderwijsinstanties om de juiste informatie over te brengen aan hun kinderen. Lobbyorganisaties, privébedrijven en ngo’s bieden net als Greenpeace workshops aan in scholen. Zo heeft dierenwelzijnsorganisatie GAIA het lesaanbod ‘GAIA education’ uitgewerkt. Jaarlijks geeft de organisatie vijf- tot zeshonderd workshops aan scholen. Deze lessen worden gegeven aan het lager en secundair, aangepast aan niveau en leeftijd, veelal binnen vakken als godsdienst, biologie en ethiek.
Naast gastworkshops biedt de organisatie werkblaadjes aan, vrij te downloaden, zodat leerkrachten deze kunnen gebruiken in hun lessen. Het hoofdstuk ‘De mensheid voeden met respect’, gericht op leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar, schept geen fraai beeld van dierlijke sectoren zoals de pluimveesector. Naast eendagskuikens en snelgroeiende rassen wordt ook dwangvoeding voor de productie van foie gras aan de kaak gesteld, zij het zonder de nuance dat dwangvoeder sinds 1 januari 2023 verboden is in Vlaanderen. Geïmporteerde foie gras is wel te koop. Tot slot stelt GAIA dat 40 procent van alle kippen in kooisystemen worden gehouden. Dit cijfer is lichtelijk gedateerd, want het werkelijke aantal ligt volgens de Vlaamse Landsbond Pluimvee op 36 procent. Vorderingen die de sector in het verleden heeft gemaakt, zoals geslachtsselectie bij eitjes om de slacht van eendagshanen te vermijden, worden – althans op papier – niet besproken.
Ann Degreef, directeur bij GAIA, verklaart dat de cursussen wel degelijk worden geüpdatet aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en wetgeving. “We hebben twee fulltime workshopgevers, één Franstalig en één Nederlandstalig. Na de lesuren werken ze eraan om de cursussen te updaten. Ik weet dat het de boeren hun ogen uitsteekt dat wij de realiteit tonen aan kinderen. Maar als wij het niet doen, wie dan wel? Met slogans als ‘melk is goed voor elk’ leren kinderen niet dat kalfjes worden weggehaald van hun moeders, en dat de melk eigenlijk voor deze dieren bestemd is. Niet voor de mens. Veel mensen weten niet eens dat een koe eerst zwanger moet worden alvorens ze melk geeft.”
Volgens De Greef is correcte informatie over landbouw echter niet zomaar voorhanden. “Er is zeer weinig transparante informatie over de landbouw- en proefdierenindustrie, die niet door deze industrieën zelf gekleurd is. Men verwijt ons de waarheid geweld aan te doen, en dat doen zij al decennia. Mensen blaasjes wijsmaken over hoe feeëriek landbouwdieren zouden leven. Eierkartons met prentjes van kippen die buiten scharrelen. Consumentenbedrog dat al decennialang aan de gang is. Dat mag voor mijn part verboden worden. We willen mensen op scholen informeren dat het beeld van landbouwdieren dat hen wordt meegegeven, niet klopt.”
We zouden in onze eigen voet schieten als we geen correcte informatie verspreiden
Hoewel GAIA een duidelijke invalshoek heeft in zijn workshops over landbouwdieren, maakt de organisatie zich wel sterk geen misinformatie te delen. “De realiteit is al erg genoeg. We hoeven niet te overdrijven”, zegt De Greef. “We zouden in onze eigen voet schieten als we geen correcte informatie verspreiden, want daarmee zouden we ook onze geloofwaardigheid verliezen. Het is overigens ook niet zo dat we jonge kinderen gruwelijke beelden tonen waar ze nachtmerries van krijgen. Alle cursussen worden aangepast op leeftijd.”
“Onze workshops geven we gratis”, zegt De Greef tot slot. “We vragen een vrijblijvende bijdrage, maar de meeste scholen doen dat niet. Zeker niet in Wallonië, waar ze minder budget hebben. In tegenstelling tot de boeren krijgt GAIA trouwens nul euro subsidie. Al wat we doen, gebeurt via lidgelden en testamenten van de mensen.”
Meester Boer
Met haar Plattelandsklassen laat Boerenbond elk jaar 45.000 kinderen kennismaken met de boerenstiel. Leerlingen tussen 2,5 en 12 jaar oud gaan op daguitstap of op kamp naar een boerderij, en leren er vanop de eerste rij over het reilen en zeilen op een landbouwbedrijf. Dit najaar wil de boerenorganisatie met Boerenwijs ook vormingen binnen de schoolmuren aanbieden. Boerenwijs biedt vier thema’s aan: over de sector, ondernemen, technologie en het klimaat.
“We hebben een dertigtal landbouwers gevonden die bereid zijn om vormingen te geven”, zegt Peter De Donder van het team landbouweducatie. “Vroeger ging er altijd een educatief medewerker mee op plattelandsklassen, maar we merkten al snel dat het veel authentieker en krachtiger overkomt om de boer zelf zijn verhaal te laten doen. Niet elke boer is een geboren verteller, maar dat geeft niet. We hebben liever oprechtheid en passie, dan iemand die mooi kan praten maar de sector niet zo goed kent.” De inhoud van deze workshops wordt gefactcheckt door experts binnen Boerenbond zelf. “En door de leerkrachten, natuurlijk”, zegt De Donder.
Omdat boeren geen leerkrachten zijn, krijgen ze bij Boerenbond eerst een kleine workshop ‘workshops geven’ alvorens ze naar het klaslokaal trekken. “Hoe de workshop eruitziet, dat wordt samen met de leerkracht vastgelegd”, zegt De Donder. “Het is de bedoeling dat we inspelen op de leerdoelstellingen.”
Er bestaan veel misvattingen over landbouw die we graag de wereld uit helpen
De plattelandsklassen worden grotendeels gesubsidieerd door het provinciale niveau. De workshops in de klas worden deels gefinancierd door Boerenbond zelf, en deels door de scholen. “We hebben Boerenwijs opgestart omdat we geregeld de vraag kregen om langs te komen in scholen”, zegt De Donder. “En natuurlijk willen we zelf ook kinderen op de hoogte brengen van de landbouwsector. Er bestaan veel misvattingen over landbouw die we graag de wereld uit helpen. Veel kinderen bijvoorbeeld geloven dat dieren opgehokt leven in kleine stallen. Wanneer ze op een landbouwbedrijf langskomen, zien ze dat de dieren wel degelijk ruimte krijgen en goed verzorgd worden. En er zijn nog vele andere misvattingen. Zo horen we verhalen van kinderen die denken dat wortels niet uit de grond komen, maar aan de bomen groeien. Of onlangs een leerling die op een rundveebedrijf reageerde met: ‘Amai, komt hier het spek van?’ Als je zo’n dingen hoort, dan weet je dat er werk aan de winkel is.”
Natuurwetenschappen
Waar de lessen van belangengroepen begrijpelijkerwijs richting één bepaalde invalshoek hellen, acht dat minder het geval te zijn bij officiële leerboeken. Het Agentschap Landbouw & Visserij biedt diverse uitgevers aan om samen te zitten om de landbouwinformatie in deze leerboeken op punt te stellen. “De aanleiding? Enerzijds kregen we soms vragen van leraren die informatie zochten om hun lespakketten te stofferen, anderzijds kregen we meldingen van ouders dat hun kinderen gekleurde of onjuiste informatie voorgeschoteld kregen op school”, zegt Bart Merckaert van het Agentschap.
Hoewel de meeste uitgeverijen hier niet op zijn ingegaan, besloot uitgeverij Plantyn om wel samen te zitten met het Agentschap. De samenwerking liep in de schooljaren 2020-2021 en 2021-2022 en betrof het vak Natuurwetenschappen eerste graad in de A-stroom. De lijst met opmerkingen was beperkt tot slechts zeer kleine details. Het Agentschap benadrukt dat de bemerkingen telkens suggesties waren. De uitgeverij was vrij om ze al dan niet te volgen.

Schoolboekenauteurs gaan echter niet blindelings te werk. Volgens Els Van Vaerenbergh van uitgeverij Plantyn worden auteurs van schoolboeken geregeld in contact gebracht met experts en externe partners. “Onze auteurs zijn meestal leerkrachten”, klinkt het. “Zij beschikken over de nodige vakinhoud en vakkennis, maar zijn niet altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het werkveld. We nemen zelf vaak het initiatief om experten te consulteren, maar de samenwerking met het Agentschap voor Landbouw en Visserij is er gekomen op hun vraag. Onze auteurs zijn geen vissers of landbouwers, dus het was zeer waardevol om met input van de experts de brug te slaan tussen het echte leven en de schoolbanken.”
Om te bepalen welke kennis precies wordt overgebracht, volgt de uitgever het leerplan vastgelegd door de scholenkoepels, dat op zijn beurt gebaseerd is op de minimumdoelen van de Vlaamse overheid. “We proberen er altijd voor te zorgen om de leerplannen van diverse koepels te benaderen met één leeroplossing of cursus. Zijn we vrij in hoe we deze cursussen invullen? In principe niet. Welke wetenschappelijke onderwerpen er gekend moeten zijn, dat staat in het leerplan. Maar hoe we deze concepten moeten uitleggen, dat bekijken onze auteurs. Elk leerplan van de koepels bevat echter ‘wenken’ of suggesties, hoe we dit voor hen het beste aanpakken. Bij taalvakken heeft de auteur gewoonlijk veel vrijheid, bij wetenschappen zijn deze ‘wenken’ uitgebreider.”
Als voorbeeld haalt Van Vaerenbergh het vak Natuurwetenschappen aan, in de A-stroom. “Het hoofdleerplan stelt dat kinderen moeten kunnen illustreren wat biodiversiteit is in een biotoop. De katholieke koepel voegt hier enkele ‘wenken’ aan toe. Zo stellen ze om biodiversiteit te definiëren als de verscheidenheid aan leven. Bijkomende suggesties zijn om het belang van ecologisch evenwicht aan te geven, ecologische acties zoals Dagen Zonder Vlees, het principe van de ecologische voetafdruk, enzovoort. Maar dit blijven ook suggesties. Leerkrachten kiezen zelf welke voorbeelden ze aanhalen, en op welke leersuggesties ze ingaan.”
Meldpunt Agribashing
Toch leeft bij vele landbouwers het idee – al dan niet terecht - dat er op scholen een negatief beeld van de landbouw wordt opgehangen. Het bracht landbouwer en Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Dochy (cd&v) zo ver om een ‘meldpunt agribashing’ op te richten. Volgens Dochy komen er geregeld meldingen binnen via het platform. “Soms gaat het om zaken die in schoolboeken staan, andere keren gaan de meldingen over individuele leraren die landbouwmythes verspreiden. Wanneer dit gebeurt, nemen we contact op met de directies van de scholen. Meestal gaat men dan over tot een verontschuldiging, al is het kwaad natuurlijk al geschied.”
Dochy wil het meldpunt de komende jaren verder uitwerken. “Het zou interessant zijn om de meldingen te objectiveren en een beoordelingscommissie op te zetten. Duidelijk omlijnen wat agribashing is en wat niet. Niet elke klacht had een even goede basis, maar op twee jaar tijd hebben we een twintigtal meldingen binnengekregen die wel serieus te nemen zijn. Denk maar aan de vele misverstanden rond pesticiden.”
Er is een verschil tussen iemand die in een krantenartikel zijn mening verkondigt over landbouw versus een pedagogisch boek waar men tracht correcte informatie te geven in het leerproces
Toch rijst de vraag of zo’n meldpunt niet haaks staat op de vrijheid van onderwijs. Volgens Dochy niet, toch niet wanneer het gaat om feitelijke onjuistheden. “Er is een verschil tussen iemand die in een krantenartikel zijn mening verkondigt over landbouw versus een pedagogisch boek waar men tracht correcte informatie te geven in het leerproces. In een krant geldt vrijheid van meningsuiting. In een cursus kan men vragen om objectiever te zijn in de bewoording.”

Bron: Eigen berichtgeving