duiding

Bart Deckers - manager plantenvoeding AVEVE

duiding
"Verder besparen op meststoffen doet de opbrengst dalen"
31 mei 2010  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:53
Lees meer over:

Jaarlijks wordt er ongeveer 1 miljoen ton kunstmest gestrooid in België. Dit cijfer is vrij constant, al stelden landbouwers in 2009 hun verbruik in vraag toen de boom op de internationale grondstoffenmarkt de meststoffenprijs deed stijgen. Welk verweer heeft de distributie en hoe reageren landbouwers op de wispelturige markt? Reden genoeg voor VILT om inzicht te verwerven in het verbruik van meststoffen en de marktsituatie onder de loep te nemen. Bart Deckers, manager plantenvoeding van AVEVE, wijst ons de weg.

Kunstmest is een term die vele ladingen dekt. Kan u de belangrijkste kunstmeststoffen op een rijtje zetten?
Bart Deckers: Het meest noodzakelijke voedingselement voor planten is stikstof. Enkelvoudige stikstof is met voorsprong het belangrijkste product in de markt. Kalkammonsalpeter, beter gekend als KAS, is de meest gebruikte vorm. Urean of vloeibare stikstof wordt recent wat vaker toegepast. Al schat ik dat voor elke liter vloeibare stikstof nog zeker vijf kilogram KAS wordt gestrooid. Na de stikstofmeststoffen, zijn het kaliummeststoffen die de markt uitmaken. Veel landbouwers kennen kalium beter onder de naam potas. Chloorhoudende kaliumproducten zoals kali-40 en kali-60 vertegenwoordigen een groter tonnage dan chloorarme producten. Kaliumsulfaat en patentkali, de chloorarme varianten, worden voor meer specifieke doeleinden ingezet. In een samengestelde meststof vind je naast stikstof en kalium ook fosfaat. Fosfaat is als enkelvoudige meststof minder belangrijk dan de andere twee en wordt voornamelijk via dierlijke mest toegediend.
 
Waarom bevatten samengestelde meststoffen steeds een percentage fosfaat, terwijl veel Vlaamse gronden fosfaatverzadigd zijn?
Vóór het mestdecreet was men zich maar beperkt bewust van het overaanbod aan fosfaat in onze bodem. Dat vertaalde zich in samengestelde meststoffen met daarin evenveel fosfaat als stikstof en kalium. Vandaag bevatten de meeste samengestelde meststoffen slechts een zeer beperkte hoeveelheid fosfaat meer. Fosfaat blijft evenwel noodzakelijk omdat het element moeilijk opneembaar is in een vroeg groeistadium. De wortels van een jonge plant zijn niet in staat om de grote voorraad fosfaat in de bodem aan te spreken. Daarom geloof ik in producten die fosfaat beter beschikbaar willen maken voor de jonge plant. Misschien verkopen we over enige tijd meststoffen met een lager fosfaatgehalte die een katalysator bevatten zodat de plant het fosfaat beter opneemt.

Blijven korrelmeststoffen de regel of wordt de markt voor vloeibare meststoffen groter?
Voor akkerbouw- en voedergewassen zullen meststoffen in korrelvorm veruit het belangrijkst blijven. Voor meer gespecialiseerde teelten zoals groenten en fruit verwacht ik dat de trend naar vloeibare meststoffen zich gaat doorzetten. Vloeibare stikstof zal in verscheidene teelten verder gebruikt worden, maar zal gekorrelde stikstof nooit kunnen vervangen. Waar het onoordeelkundig gebruik van vloeibare stikstof aanleiding kan geven tot gewasverbranding, is het risico op gewasschade miniem bij korrelmeststoffen. Bovendien hebben korrelmeststoffen een belangrijk logistiek voordeel dankzij de eenvoudigere opslag.

Is het verbruik van kunstmest stabiel of kan dit variëren naargelang de prijs of de weersomstandigheden?
Het verbruik van kunstmest is relatief constant. Het jaarlijks verbruik in België wordt ruw geschat op ongeveer 1 miljoen ton kunstmest. Hiervan is 50 à 55 procent stikstofmeststoffen, 20 à 25 procent kalk en 10 à 12 procent kaliummeststoffen. Reken daarbij nog een 10 à 15 procent voor kleinere producten zoals samengestelde meststoffen, fosfaatmeststoffen en specialiteiten. Zelfs de sterke prijsstijging in 2007 en 2008 en de correctie in 2009 brachten eerder een verschuiving teweeg dan een daling. Landbouwers schakelden over op vloeibare stikstof omdat het prijsverschil met KAS zich uitgediept had. Kalium was een ander verhaal. Landbouwers halveerden hun verbruik van kaliummeststoffen in de hoop dat de gewassen één seizoen zonder kaliumbemesting zouden doorstaan. Het weer zal enkel een rol spelen in de timing van het verbruik. Zo kan een laat voorjaar zoals dit jaar, een verschuiving teweegbrengen omdat landbouwers hun eerste fractie later toepassen. Bekijken we dit over een volledig seizoen, dan geven weersomstandigheden zelden aanleiding tot meer of minder verbruik.

Zijn landbouwers die bespaarden op dure kunstmest hiervoor afgestraft of zit er nog rek op de bodemvruchtbaarheid van percelen?
Echt besparen op stikstof gebeurde maar in beperkte mate. De negatieve impact op de opbrengst zou zich onmiddellijk laten voelen. Op kalium werd, zoals gezegd, wel flink bespaard. Ook al leidt een lagere kaliumtoediening niet meteen tot grote gebrekverschijnselen, toch bespaarden landbouwers op een erg ongelukkig moment op kalium. Door het droge voorjaar toonden enkele gewassen duidelijke kwaliteit- en bewaringsproblemen zodat landbouwers ondervonden dat kalium op het einde van het seizoen een even essentieel voedingselement is. Denk maar aan de aardappelen die in 2009 erg gevoel waren voor stootblauw. Kalium verbetert de vochthuishouding van de plant en had dergelijke droogteproblemen kunnen milderen.

Welke producenten zijn actief in de markt van landbouwmeststoffen?
Voor stikstof zijn er drie belangrijke spelers op de markt: Yara, K+S Nitrogen en DSM. Die laatste chemiereus heeft haar meststoffenafdeling dit voorjaar verkocht, dus is het Egyptische bedrijf Orascom nu de derde speler. Voor kalium is K+S Kali marktleider in West-Europa. Daarnaast zijn er ook een aantal traders aanwezig op de markt die kalium uit Rusland en Canada importeren. Ook fosfaat loopt via traders die het product veelal uit Noord-Afrika importeren. Tessenderlo Chemie deelde recent mee dat haar kaliumsulfaatafdeling in de uitverkoop staat en zal in de toekomst dus niet langer producent zijn van dit nicheproduct. Waar er vroeger meer spelers in de meststoffenmarkt actief waren, is er nu duidelijk sprake van een consolidatiegolf. Automatisch levert dit de producenten een sterkere onderhandelingspositie op in de markt. Zij kunnen een bepaald prijsniveau doordrukken, wat het er voor de distributie niet makkelijker op maakt.

Welk verweer heeft de groothandel wanneer producenten bij herhaling van de voorbije twee seizoenen een productiestop inlassen om de prijzen hoog te houden?
De distributie heeft weinig greep op dat soort beslissingen. Meststoffenfabrikanten kozen er voor om weinig product in de markt te plaatsen aan erg hoge prijzen. Dat maakte het voor de distributie erg moeilijk om haar rol als buffer te vervullen. Productbeschikbaarheid is voor ons cruciaal. De functie van groot- en kleinhandel bestaat erin buffer te spelen tussen producenten en verbruikers van meststoffen. Fabrieken produceren het jaarrond meststoffen, maar landbouwers strooien bijna uitsluitend in het voorjaar meststoffen. Daar ligt voor ons dus een belangrijke taak weggelegd om dat logistiek mogelijk te maken door de opslag in magazijnen. Ook al zijn we een belangrijke schakel, toch is het een illusie dat de distributie een grote impact zou hebben op de prijsstelling van meststoffen.

Hebben aanbodbeheersing en speculatie de meststoffenmarkt onvoorspelbaar gemaakt of is er nog sprake van een prijs die mee evolueert met het verbruiksseizoen?
Wanneer producenten hun aanbod afstemmen op de vraag die er is en liever minder verkopen aan een hogere marge, dan is dat een realiteit waar afnemers niet buiten kunnen. Noch de landbouwer, noch de distributie was vragende partij voor die moeilijke situatie. Speculatie kennen we vooral van de graanmarkt en speelt in de meststoffenmarkt maar op beperkte schaal. Buitenstaanders hebben amper toegang tot deze minder liquide markt en enkel marktspelers kunnen posities innemen bij aan- of verkoop. Dat laatste durf ik geen speculatie noemen, maar is gewoon het trachten inschatten van marktbewegingen. De sector zal moeten leren leven met een volatiliteit die we ook kennen bij andere grondstoffen. Het beheersen van risico’s wordt daarom erg belangrijk. Toch zal er altijd nog een prijsevolutie doorheen het seizoen blijven door de bufferrol die de distributie vervult. Alleen een logisch prijzenpatroon kan de distributie de vergoeding opleveren waarvoor zij haar risicovolle rol als buffer wil opnemen.

Hoe reageren landbouwers op de sterk schommelende prijzen?
De hoge meststoffenprijs botste natuurlijk met de lage prijs die landbouwers ontvingen voor hun producten. De hoge vlucht van de meststofprijs werd op veel onbegrip onthaald. AVEVE heeft getracht om de prijsmechanismen te verduidelijken voor haar klanten. Maar eigenlijk konden we niet meer dan vertellen dat iedereen de mechanismen van de marktwerking moet ondergaan. Zouden we met zijn allen beslissen om geen meststoffen meer te gebruiken, dan geraken de producenten hun waar elders wel kwijt. Voor een dergelijk manoeuvre is West-Europa niet belangrijk genoeg als afzetmarkt.

Is de aanvoer van meststoffen verzekerd voor een kleine afnemer als België of zullen schepen met schaarse meststoffen in buurlanden Duitsland en Frankrijk aan wal gaan?
België heeft als belangrijk voordeel dat we op korte afstand omgeven zijn door een aantal stikstoffabrieken. DSM Geleen bevindt zich in Nederlands Limburg en het product van K+S Nitrogen komt van de fabriek van BASF te Antwerpen. Yara Tertre ligt in Henegouwen en ook Yara Sluiskil in Terneuzen is maar een spreekwoordelijke steenworp ver. Logistiek is dat een enorm voordeel zodat we op lange termijn verzekerd zijn van de aanvoer. Wat niet wegneemt dat tekorten zich altijd kunnen voordoen tijdens piekperiodes. Voor fosfaat en kalium zitten we minder comfortabel. De fosfaat voor de Belgische markt wordt ontgonnen in Noord-Afrikaanse mijnen en kalium komt grotendeels uit Duitse mijnen. We zullen dus de wereldmarktprijs moeten betalen om die meststoffen hier te krijgen. Voor uitputting van de mijnen hoeven we niet meteen te vrezen. Met de voorraden die er zijn kunnen we nog 200 tot 250 jaar voort. Een verouderde of moeilijk ontginbare mijn kan de kosten voor ontginning vandaag al opdrijven, maar de afzet van fosfaat en kalium gebeurt aan wereldmarktprijzen waardoor die mijn voor de producent gewoon minder rendabel zal zijn.

Komt de rol van de kleinhandel niet in het gedrang door de toenemende schaalvergroting bij landbouwbedrijven?
Als reactie op steeds grotere landbouwbedrijven, zien we een gelijkaardige schaalvergroting bij de handel. Over tien jaar zullen er minder maar wel grotere meststoffenhandelaars zijn. Handelaars zullen in de toekomst meer opslagcapaciteit hebben en soms meerdere vestigingen. De rol als buffer tussen producent en verbruiker blijft in de toekomst belangrijk. Door meer product te verhandelen aan weliswaar beperkte marges zal de agrarische handelaar met een bulkproduct als meststoffen toch zijn kost kunnen verdienen.

Het nieuwe mestactieplan wordt naar alle waarschijnlijkheid niet soepeler dan zijn voorgangers. Heeft de sector een antwoord klaar op de steeds strengere bemestingsnormen?
De markt voor meststoffen is de voorbije twee decennia ontegensprekelijk kleiner geworden door de strengere milieureglementering. De grote krimp ligt vandaag achter ons aangezien strenge milieunormen de milieudruk al tot een minimum herleid hebben. Het meststoffenverbruik verder terugdringen, acht ik niet mogelijk zonder opbrengstdaling. We moeten verder op de ingeslagen weg van oordeelkundig bemesten op basis van bemestingsadvies. Alleen zo kunnen we de buitenwereld overtuigen dat er economisch en ecologisch verantwoord wordt bemest met een minimum aan milieu-impact. Innoverende meststoffen kunnen ons daarbij helpen. Samengestelde meststoffen kunnen op maat van het bemestingsadvies gemaakt worden. Traagwerkende stikstofmeststoffen verzekeren een optimale opname door de plant en laten weinig residu na. Een katalysator in fosfaatmeststoffen kan ervoor zorgen dat fosfaat beter opneembaar wordt zodat het fosfaatgehalte in meststoffen lager kan. Ook rijenbemesting past in die trend van zo efficiënt mogelijk bemesten. Vooral maïs en groenten profiteren van het in de rij toedienen van kunstmest op enkele centimeters van de wortels van de jonge plant.

Mogen we onze hoop op kunstmest vestigen om de landbouwproductie evenredig te laten toenemen met de stijgende wereldvraag naar voedsel of is de milieubelasting te groot?
Ik beschouw kunstmest als absoluut noodzakelijk opdat de voedselproductie op een beperkte landbouwoppervlakte evenredig kan stijgen met de bevolkingsgroei. Het groeipotentieel situeert zich vooral in ontwikkelingslanden, waar de landbouwproductie per hectare nog fors kan toenemen door het gebruik van kunstmest. Vergeet niet dat ook in de tweede helft van de twintigste eeuw kunstmest al verantwoordelijke nummer één was voor de zogenaamde ‘groene revolutie’ die toeliet meer monden te voeden. Anders dan toen, zal de nadruk nu meer gelegd worden op oordeelkundig gebruik van kunstmest en het beperken van de milieubelasting. De tijd van overmatig gebruik is voorbij. In de praktijk worden meststoffen vandaag al op een zeer economische en ecologische wijze toegepast.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek