Aanbevelingen voor actieplan Q-koorts in België
nieuwsHet Wetenschappelijk Comité van het Voedselagentschap stelt een programma voor ter controle, preventie en bestrijding van Q-koorts bij runderen en kleine herkauwers om problemen zoals in Nederland te vermijden. Daar werden dit jaar meer dan 50.000 dieren geruimd en raakten ook mensen besmet. Maatregelen zoals vaccinatie van geiten op kinderboerderijen kunnen het risico op overdracht op het publiek beperken.
Q-koorts komt bij onze noorderburen wijdverspreid voor op melkgeiten en –schapenbedrijven en leidt ook tot infecties bij mensen. Tot 2007 waren dat niet meer dan een twintigtal infecties per jaar. In 2009 werden bijna 2.300 Nederlanders ziek door de Q-koortsbacterie en bezweken zes mensen aan de ziekte.
Op basis van een screening in de winter van 2009-2010 is gebleken dat 55 procent van alle Belgische rundveebedrijven blootgesteld is aan Q-koorts. Eén procent van alle verwerpingen bij runderen kan met zekerheid worden toegeschreven aan Q-koorts. Bij schapen wijzen studies uit 2010 en 2006 op 4,6 en 6 procent besmette bedrijven. Bij geiten bestaan er geen historische gegevens, maar gebeurt er een maandelijkse monitoring van de tankmelk bij 94 geiten- en schapenbedrijven door het Voedselagentschap.
Runderen worden, net zoals kleine herkauwers, beschouwd als dragers van Q-koorts. Q-koorts kan zich via de lucht verspreiden van runderen naar kleine herkauwers en omgekeerd. Luchtdeeltjes afkomstig van abortusweefsels of mest van besmette dieren vormen het grootste risico op overdracht van Q-koorts op mensen. De meeste aandacht moet daarom uitgaan naar het opruimen van de vruchtvliezen of de geaborteerde weefsels en de uitstrooiing van de mest. Ondanks de hoge besmettingsgraad op bedrijven blijft het aantal besmettingen van mensen in België beperkt tot 27, 33 en 10 gevallen tussen 2008 en 2010.
Risicopopulaties voor directe overdracht zijn de veehouders en hun familie, dierenartsen, vervoerders, bezoekers van kinderboerderijen, parken en dierentuinen, personeel van slachthuizen en personeel van laboratoria dat met besmette dieren of materiaal moet omgaan. Het risico bij runderen is kleiner dan bij kleine herkauwers omdat abortus minder frequent voorkomt en omdat de mest van runderen meestal worden opgeslagen als vloeibare drijfmest, die minder besmettelijk is.
Het Wetenschappelijk Comité doet enkele aanbevelingen om Q-koorts bij runderen en kleine herkauwers verder op te volgen. Zo vraagt het Comité om de screening voort te zetten bij alle runderen boven zes maand. Om de aanwezigheid van de bacterie op melkvee- en melkgeitenbedrijven op te sporen, wordt aangeraden de tankmelk te testen.
Op basis van epidemiologische gegevens is het risico op infectie na consumptie van rauwe melk als "gering tot verwaarloosbaar" te beschouwen voor de volksgezondheid, behalve voor zwakkere risicogroepen (onder meer jonge kinderen en oude mensen) voor wie het risico als "reëel" beschouwd moet worden. Pasteurisatie is een afdoende maatregel waardoor alle vegetatieve kiemen in de melk, inclusief Q-koorts, afgedood worden.
Specifiek voor kleine herkauwers raadt het Wetenschappelijk Comité aan om in 2010 verplicht te vaccineren, waarbij rekening moet worden gehouden met een beperkt aantal beschikbare dosissen. Daarom adviseert het Comité om voorrang te geven aan kinderboerderijen, bedrijven met hoevetoerisme, parken en dierentuinen vanwege het grotere risico op een overdracht op het publiek. Vooraleer te vaccineren, zou men moeten onderzoeken of die bedrijven al dan niet positief testen op Q-koorts.
Op bedrijven met meer dan 50 kleine herkauwers die positief testen, worden best alle geiten gevaccineerd. Als er na het vaccineren van de prioritaire bedrijven nog vaccins overblijven, dan kan er op bedrijven waar geen Q-koorts werd vastgesteld, op vrijwillige basis gevaccineerd worden.