Milieudruk pesticiden komt van enkele probleemstoffen

Tussen 1990 en 2010 is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen ongeveer gehalveerd. Samen met het uit de handel nemen van de meest toxische middelen resulteerde dat in een vermindering van de druk op het milieu (waterleven) met ruim 60 procent. Deze positieve evoluties ten spijt, zijn er volgens de VMM nog enkele "probleemstoffen" die erg vaak de norm overschrijden.
13 maart 2013  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:21
Lees meer over:

Tussen 1990 en 2010 is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen ongeveer gehalveerd. Samen met het uit de handel nemen van de meest toxische middelen resulteerde dat in een vermindering van de druk op het milieu (waterleven) met ruim 60 procent. Deze positieve evoluties ten spijt, zijn er volgens de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) nog enkele "probleemstoffen" die erg vaak de norm overschrijden.

De Vlaamse Milieumaatschappij wijt het (veel) lagere gebruik van gewasbeschermingsmiddelen anno 2010 aan de introductie van geïntegreerde en biologische bestrijding van ziekten en plagen, gebruiksbeperkingen door strengere residucontroles, betere middelen, spuittoestellen en doseringen, efficiëntere formuleringen van de chemische middelen en tot slot ook aan het streven naar nulgebruik door openbare besturen.

De druk op het waterleven is sterker gedaald dan het totaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Als verklaring daarvoor verwijst het milieu-indicatorrapport (MIRA 2012) naar een aantal toxische middelen die tussen 2001 en 2010 uit de handel werden gehaald: lindaan, diuron, paraquat, flufenoxuron en fenoxycarb.

"De normen voor pesticiden in oppervlaktewater zijn tweeledig", aldus VMM, "namelijk een maximale concentratie om acute effecten te vermijden en een gemiddelde concentratie om chronische effecten te vermijden." De situatie is merkelijk verbeterd voor heel wat stoffen die in de periode 2002-2004 nog voor een groot aantal normoverschrijdingen zorgden. Niet toevallig gingen daar volgens VMM gebruiksbeperkingen en/of verbodsbepalingen aan vooraf.

Actieve stoffen waar geen officiële norm voor bestaat, worden getoetst aan gelijkaardige 'ecologische referentiewaarden'. Daaruit blijkt dat er anno 2011 nog een aantal probleemstoffen zijn: de herbiciden diflufenican (maximale concentratie in 60 procent van de bemonsterde meetplaatsen te hoog) en flufenacet (20%) en het fungicide carbendazim. Vermoedelijk zorgt dit voor acute effecten op het waterleven. Voor diflufenican is ook de gemiddelde concentratie te hoog (in 93% van de meetplaatsen), en hetzelfde geldt voor het herbicide oxadiazon (30%).

In waterbodems zorgen enkele afbraakproducten van DDT nog altijd voor problemen omdat dit insecticide in het milieu zeer traag afbreekt. De norm wordt in meer dan de helft van de meetplaatsen overschreden. Het fungicide hexachloorbenzeen komt in bijna alle waterbodems voor in concentraties boven de norm. Uit MIRA 2012 valt op dit vlak ook goed nieuws te rapen: tussen 2000 en 2011 is het percentage meetplaatsen met een sterk verontreinigde waterbodem meer dan gehalveerd.

Meer info: MIRA 'Verspreiding van pesticiden'

Bron: MIRA 2012

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek