Abortusprotocol erg nuttig bij opsporen rundveeziekten
nieuwsDierengezondheidszorg Vlaanderen onderzocht in 2010 en 2011 meer dan 9.000 abortussen bij runderen. Het grote succes van het abortusprotocol resulteerde in een verdubbeling van het aantal onderzoeken ten opzichte van de jaren daarvoor. Dankzij de analyses die uitgevoerd worden naar aanleiding van een verwerping bij rundvee, werd dit jaar de eerste haard bij de uitbraak van brucellose in de provincie Namen ontdekt.
Tot voor 2010 hanteerde België een zeer strikte opvolging voor brucellose. Elk aangekocht rund moest – afhankelijk van de leeftijd – getest worden op brucellose, net als alle geïmporteerde dieren. Daarnaast werden melkveebedrijven op regelmatige basis getest aan de hand van tankmelkonderzoek en werden vleesveebedrijven in de winter gescreend via bloednames.
Ook toen was er reeds een verplichting om elke abortus te laten onderzoeken op brucellose, maar de respons hierop was eerder beperkt. Omdat België al sinds 2003 beschikte over het brucellosevrije statuut, besliste Dierengezondheidszorg Vlaanderen om de intensieve monitoring te heroriënteren.
De belangrijkste pijler van de nieuwe brucelloseopvolging werd het vernieuwde abortusprotocol. “Abortus is immers het belangrijkste verschijnsel van een brucellose-infectie bij het rund”, verklaart DGZ. Reeds in 2010 bleek het abortusprotocol een prima instrument te zijn om brucellose te detecteren. Om de melding en analyse van verwerpingen te stimuleren, werd beslist om een breed pakket van analyses aan te bieden. Het Voedselagentschap zorgde voor de volledige financiering van deze analyses en ook van de ophaling van de geaborteerde vruchten op het bedrijf.”
Uit de onderzoeken die binnen het abortusprotocol werden uitgevoerd, blijkt dat Neospora de belangrijkste oorzaak is van abortus bij rundvee op Vlaamse bedrijven. Daarnaast werd duidelijk dat meer dan vier procent van alle onderzochte foeti positief was voor BVD. Bovendien testte 49 procent van alle moederdieren positief op antistoffen tegen BVD.
Uit het bacteriologisch onderzoek van de verworpen foeti, kwamen in 2010 en 2011 regelmatig bepaalde minder belangrijke kiemen naar boven. Wanneer andere problemen (leverbot, BVD, seleniumgebrek, enz.) de weerstand van het moederdier verzwakken, dan kunnen bacteriën hun weg vinden naar de drachtige baarmoeder en daar de foetus aantasten. Deze foetus is niet of toch meestal veel minder dan een volwassen dier in staat om tegen zulke infecties weerstand te bieden.
De vaakst geïsoleerde kiem (in 5% van de gevallen) is Trueperella pyogenes. Het is een omgevingskiem die bij veel dieren ook tot de gewone flora van huid en slijmvliezen behoort. Andere, minder frequent vastgestelde bacteriële oorzaken van abortus waren Q-koorts (1,5%), Listeriose (1,25%) en Salmonella (0,21%).
Dankzij het abortusprotocol kon in ongeveer 45 procent van de gevallen een (vermoedelijke) diagnose gesteld worden. Bedrijven die meerdere abortussen binnenbrachten voor analyse, maakten ook een grotere kans op een correcte diagnose. “Hieruit blijkt dat het laten verrichten van onderzoek vanaf de eerste abortus een mogelijk bedrijfsprobleem kan blootleggen”, aldus DGZ. “Verwerpingen insturen voor analyse loont dus wel degelijk en bovendien is het een must voor een preventieve ziekteaanpak.”
Door het grote succes van het abortusprotocol werd begin 2012 beslist om enkele onderzoeken die minder relevant zijn voor het stellen van de diagnose van een abortus, te schrappen uit het standaardprotocol. Dankzij de flexibiliteit van het programma is het wel mogelijk om andere (opkomende) ziekten op te volgen en in kaart te brengen. Zo werden in 2012 reeds meer dan 500 dood geboren kalveren onderzocht op het schmallenbergvirus.
Meer info: Twee jaar abortusprotocol in Vlaanderen
Beeld: DGZ Vlaanderen