Gedeeltelijke opruiming BSE-bedrijven mogelijk

Dat staat te lezen in een KB dat zopas in het Belgisch Staatsblad verscheen, meldt het tijdschrift Boer en Tuinder, het tijdschrift van de Boerenbond, en wordt bevestigd door Luc Beernaert van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). De Boerenbond ziet daarmee een oude eis ingewilligd.

Het KB is een uitvloeisel van een standpunt dat de EU-raad van landbouwministers op 19 juni goedkeurde. Het voorziet de mogelijkheid dat de opruiming beperkt blijft tot de dieren uit dezelfde voeder- en afstammingscohorte als het BSE-dier, meer bepaald de groep runderen die in de 12 maanden voor of na de geboorte van het BSE-rund in hetzelfde bedrijf geboren werd of in de loop van het eerste levensjaar hetzelfde voeder heeft gehad. De minister beslist afhankelijk van de situatie en de traceerbaarheid van de dieren of ook andere runderen worden opgeruimd.

Luc Beernaert van het FAVV bevestigt het bericht. "Op dit moment moeten wel nog de criteria vastgelegd worden om te beslissen of we al dan niet overgaan tot een volledige of gedeeltelijke opruiming van het bedrijf. Onze belangrijkste zorg is dat de geslachte dieren niet meer in de voedselketen terechtkomen. Maar hoe dat precies moet gebeuren, hebben we nog niet beslist. Ik verwacht dat daar volgende week uitsluitsel over komt".

De Boerenbond protesteerde in het verleden vaak tegen de volledige opruiming van de veestapel op een betrokken bedrijf bij ontdekking van een BSE-rund en wees hierbij op het feit dat er voor het hierbij gehanteerde "voorzorgsprincipe" geen wetenschappelijke grond bestond. Bovendien betekende het voor de betrokken bedrijven een verlies aan fokwaarde en jarenlange selectie.