Gemeenten krijgen meer tijd voor opmaak erosieplannen

Sinds 2001 kunnen de gemeenten subsidies krijgen voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen. Dit instrument is gericht op een brongerichte aanpak van bodemerosie. De maatregelen focussen op het afremmen of opvangen van het oppervlakkig afstromend water op de percelen of het zo snel mogelijk opvangen na het verlaten van de percelen. Zo wordt bodemerosie voorkomen en wordt de sedimentlast van het afstromende water beperkt.

Er worden subsidies voorzien enerzijds voor het opmaken van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan en anderzijds voor het uitvoeren van erosiebestrijdingswerken. Voor dergelijke werken die niet beschreven zijn in een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan kunnen vanaf 2005 in principe geen steunaanvragen meer ingediend worden.

In het oorspronkelijk erosiebesluit van 2001 ging men er immers van uit dat de meeste gemeenten vanaf 2005 over een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan zouden beschikken. In de praktijk blijkt nu echter dat in heel wat gemeenten vandaag het gemeentelijk erosiebestrijdingsplan nog niet is afgewerkt en dat zij hiervoor een extra jaar nodig hebben.

Door de nieuwe regeling komen de projecten die reeds opgenomen waren in het investeringsprogramma 2004 ook in 2005 nog in aanmerking, zelfs zonder een reeds goedgekeurd erosiebestrijdingsplan. Rekening houdende met de specifieke situatie in 2005, waar slechts een beperkt aantal gemeenten tijdig principeaanvragen indienden, is beslist dat gemeenten voor het investeringsprogramma 2006 bovendien tijd krijgen tot 15 december 2005 om principeaanvragen in te dienen in plaats van uiterlijk 31 mei. Vanaf 2006 kunnen de gemeenten de principeaanvragen indienen tot uiterlijk 30 september.