Zuid-Afrikaanse regering zet druk op blanke boeren

In 1994 besliste de Zuid-Afrikaanse regering dat ze de grond wilde teruggeven aan de zwarte gemeenschappen die onder het apartheidsregime van hun land werden verjaagd. Omdat het vrijwillig systeem niet bleek te functioneren, dreigt de regering nu met onteigeningen. Volgens het hoofd van de Land Claims Commission werpt de harde aanpak zijn vruchten af. "De blanke boeren werken nu wel mee omdat ze weten dat we met de zweep klaarstaan", luidt het.

De Restitution of Land Rights Act bepaalt dat zwarten hun vroegere grond kunnen terugkrijgen indien ze hun claim met eigendomsbewijzen kunnen staven. Tot hiertoe hebben 80.000 zwarte Zuid-Afrikanen een claim ingediend. Tegen eind 2008 moeten alle dossiers afgehandeld zijn. De Belgische ontwikkelingshulp heeft 6 miljoen euro besteed aan de begeleiding van de zwarte boeren.

In het verleden was de Zuid-Afrikaanse regering enkel bereid om het land in kwestie te kopen indien de eigenaren bereid waren om het te verkopen. Daarmee wilde Zuid-Afrika vermijden hetzelfde pad op te gaan als buurland Zimbabwe. Voor de vrijwillige opkoopregeling zette de Zuid-Afrikaanse regering 1,25 miljard euro opzij. Maar tot vorig jaar was slechts 3 procent van de grond van de blanken verkocht.

Daarom kondigde de regering in februari aan dat de onderhandelingen met de blanke boeren binnen zes maanden afgerond moesten zijn. Zoniet zouden de blanke boeren onteigend worden. Tegen 2015 wil de regering dat 30 procent van de landbouwgrond in zwarte handen is. Dat is nu amper 4 procent. Hoe die massale landhervorming precies in zijn werk moet gaan, is echter niemand duidelijk.

Met nog eens 6 miljoen euro steun van ons land heeft de Zuid-Afrikaanse regering alvast post-settlement-steun ingevoerd, voor zwarte boeren die een extra opleiding kunnen gebruiken wanneer ze plots aan het hoofd komen te staan van een professioneel landbouwbedrijf. In Zimbabwe is gebleken dat veel boerderijen naar de haaien gingen door de lage scholingsgraad van de nieuwe eigenaars.