Nieuw-Zeelandse overheid onderzoekt export melkpoeder

De regering van Nieuw-Zeeland stelt een onderzoek in naar de export van melkpoeder van het zuivelconcern Fonterra naar Irak enkele jaren geleden. De Nieuw-Zeelandse coöperatie wordt ervan verdacht betrokken te zijn bij het omkopen van regeringsfunctionarissen in Irak. Het zou gaan om de export van grote hoeveelheden melkpoeder tijdens het zogeheten 'olie-voor-voedsel'-programma. Dat heeft een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken bekend gemaakt.

Fonterra weigert commentaar te geven op de beschuldigingen. Wel heeft het bedrijf een officiële verklaring opgesteld. "We hebben ons steeds gehouden aan de sancties die Nieuw-Zeeland en de Verenigde Naties hebben opgelegd met betrekking tot de handel in Irak", luidt de verklaring. Toch hebben anderen, onder wie een medewerker uit de top van het zuivelconcern, duidelijk gemaakt dat er wel degelijk grote hoeveelheden melkpoeder via een omweg aan Irak zijn geleverd.

Fonterra-directeur Philip Turner onderstreept al sinds november 2003 dat hij overtuigd was van "een voortzetting van de handel met Irak". Volgens Turner heeft Fonterra tijdens het olie-voor-voedsel-programma tussen de 50.000 en 60.000 ton volle melkpoeder per jaar geleverd. Dat is gemiddeld zo'n tien procent van de totale jaaromzet van het bedrijf voor dat product. De contracten met Irak hadden tegen het eind van het programma een waarde van ongeveer 41 miljoen euro per jaar. In hoeverre het bedrijf betrokken was bij het betalen van steekpenningen, zal de komende maanden moeten blijken.