Nederlanders ontsnappen aan financiële risico's BSE-testen

Net als in alle andere EU-lidstaten worden ook bij onze noorderburen alle runderen ouder dan 30 maanden die in het slachthuis worden aangeboden, getest op BSE (gekkekoeienziekte). Wanneer een test positief blijkt te zijn, worden alle dieren van het bedrijf waar het BSE-rund vandaan komt, vernietigd. Wat voor de betrokken boeren natuurlijk een financiële opdoffer betekent.

In Nederland (waar intussen 11 BSE-koeien zijn aangetroffen) hebben enkele veehouders een achterpoortje in de wetgeving gevonden, zo schrijft het Algemeen Dagblad vrijdag.

De constructie bestaat erin enkele weken vooraleer runderen naar het slachthuis gaan, ze op naam te zetten van collega's zonder vee of veehandelaren, die de dieren laten slachten. Bij ontdekking van een BSE-geval klopt de overheid aan bij die veeboer. Maar doordat die geen vee heeft, wordt er ook niets opgeruimd. De veehouder, die oorspronkelijk eigenaar was van de koe, ontspringt de dans èn de financiële risico's.

De "katvangers" zoals de boeren-zonder-vee en veehandelaren zich noemen, zeggen een aardige cent te kunnen bijverdienen met het systeem. Per rund vragen ze gemiddeld 25 gulden (zo'n 460 frank). Op de constructie die ze gebruiken zou overigens niets aan te merken zijn. Iedereen kan in Nederland een "mestnummer" aanvragen en vervolgens vee op zijn naam zetten.

Op het Belgisch ministerie van landbouw luidt het dat via het registratiesysteem Sanitel altijd kan achterhaald worden van welk bedrijf een rund afkomstig is. "Bij verdachte gevallen controleren we extra of er niet met de oormerken geknoeid is", verduidelijkt Jean-Pierre Vermeersch van DG5.