Geen vernietiging veestapel na 12de BSE-geval in 2003

Bij een koe van een melkveebedrijf in het Henegouwse Givry is BSE vastgesteld. Het gaat om het twaalfde geval dit jaar, zo heeft het Voedselagentschap dinsdag meegedeeld. De ziekte werd in het slachthuis vastgesteld. De koe, die in november 1996 werd geboren, verbleef tot 31 juli op het melkveebedrijf in Givry, dat een veestapel van 97 runderen heeft. In tegenstelling tot vroeger zal naar aanleiding van de ziekte niet de volledige veestapel afgemaakt en vernietigd worden.

Wel zullen negen dieren "die tot de cohorte van het positieve dier behoren", alsook één nakomeling ervan na het schatten van de waarde naar het destructiebedrijf gebracht worden om er gedood en nadien verbrand te worden. De runderen ouder dan 24 maanden van deze veestapel zullen op BSE getest worden.

Minister van Volksgezondheid Rudy Demotte besliste onlangs bij een geval van BSE niet langer de volledige veestapel te laten vernietigen, maar enkel de afstammelingen van de aangetaste koeien, de dieren die één jaar voor tot één jaar na het getroffen dier werden geboren, en de dieren die in hun eerste levensjaar hetzelfde veevoeder kregen. Deze maatregel is nu voor de eerste keer toegepast.

De positieve koe vertoefde de voorbije drie maanden in een bedrijf in Rijkevorsel (Antwerpen), "maar er bestaat geen epidemiologisch verband tussen het dier en de veestapel van dit tweede bedrijf", aldus nog het Voedselagentschap. Sinds 1997 werden in België 115 gevallen van BSE ontdekt.